menu
 
NIEUW // EXPO PLASTIC FANTASTIC?
Afrikadrukken van TAE en UCO

Afrikadrukken van TAE en UCO

De collectie van het Industriemuseum bevat een uitgebreide reeks Afrikadrukken geproduceerd rond de jaren 1950 door TAE (Teintures et Apprêts de l'Escaut). Dat bedrijf is rond 1907 opgericht in Destelbergen bij Gent, aan de Schelde. TAE is gespecialiseerd in de veredeling van textiel, meer bepaald in het verven van garens en weefsels en het bedrukken van stoffen. Vanaf 1965 maakt TAE deel uit van het textielconsortium UCO (Union Cotonnière). De fabriek in Destelbergen blijft tot ongeveer 1990 actief onder de vleugels van UCO. Daarna centraliseert UCO alle veredelingsactiviteiten op haar vestiging in Laarne.

 

Via UCO Laarne kwamen stalen van Afrikadrukken, geproduceerd door TAE, terecht in de collectie van het Industriemuseum. Voor een gedeelte gaat het om kleine stalen afkomstig uit het labo van de textieldrukkerij, voorzien van een beschrijving van de samenstelling van de kleurstoffen. Dit soort stalen werd gemaakt om de recepten van de drukpasta’s te testen en op punt te stellen.

Textielstalen van TAE met informatie over de kleurstoffen, jaren 1950. Collectie Industriemuseum, V21134

De stoffen hebben abstracte en figuratieve motieven. Sommige ervan refereren specifiek aan de kolonie Belgisch-Congo, zoals de stoffen met een afbeelding van de toenmalige koning Boudewijn. Over de herkomst van de ontwerpen, de omvang van de export en welke van de stalen effectief in productie gegaan zijn, tasten we nog in het duister.

Daarnaast bevat de museumcollectie een reeks van meer dan 500 grotere doeken met Afrikaanse motieven, die eveneens door TAE geproduceerd zijn. Naast figuratieve en abstracte motieven is een deel ervan bedrukt met een spreuk in het Malagassisch. Deze stoffen vertonen sterke gelijkenissen met de lamba, een type kledingtextiel dat karakteristiek is voor de cultuur van Madagaskar. Het is een variant van de kanga’s, katoenen stoffen bedrukt met een kleurrijk motief en een geschreven boodschap of spreuk, die van groot cultureel belang zijn aan de oostkust van Afrika. Ze vormen er een belangrijk communicatiemiddel door de spreuken die erop gedrukt staan.

Textielstaal van TAE, jaren 1950. Het opschrift "Gasikara nosy malalantsika" betekent "Gascara ons geliefde eiland" in het Malagassisch. Collectie Industriemuseum, V28553-030

Getuigenissen over het drukproces

Mondelinge getuigenissen van twee oud-werknemers uit de textieldrukkerij van UCO lichten een tip van de sluier, vooral over de technische kant van het productieproces. In interviews bewaard in de museumcollectie, vertellen Roger Baetens en Herman Van Cauwenberge over de productie van Afrikadrukken in TAE tot in de jaren 1970. Herman Van Cauwenberge werkte ook enkele jaren in Filtisaf, een dochteronderneming van UCO in Congo. Van 1949 tot begin de jaren 1990 hield UCO er onder meer een belangrijke textieldrukkerij draaiende.

0:00 | 1:51

Beluister dit fragment uit het interview met Roger, waarin hij het proces toelicht om een ontwerp om te zetten in rollen voor de roldrukmachine. Collectie Industriemuseum, AU00006-018

“Op mijn 15 jaar ben ik beginnen werken bij TAE, dat was in 1951. Na een paar jaar werd ik samen met een collega van de ververij overgeplaatst naar de keuken – het laboratorium – van de textieldrukkerij. Daar werd toen ploegenarbeid ingevoerd omdat er zoveel werk was om textiel te bedrukken voor Congo, de zogenaamde ‘imiwaxen’, imitatie van wax print.

De afdeling styling kocht de dessins aan. In de drukkerij moesten we die tekeningen omzetten naar drukrollen. We moesten hen soms terug met hun voeten op de grond zetten. Want als je een drukmachine hebt met zeven rollen, moet je niet met een tekening met acht kleuren afkomen.

We gebruikten onder andere naftol-kleurstoffen, dat gaf heel heldere kleuren. Maar je had er wel veel van nodig. Er stonden in die periode twee drukmachines die constant voor Congo drukten, elk aan 20 meter stof per minuut. Per 100 meter stof had je ongeveer 10 kilogram verfstof nodig, dus de kuip was snel leeg!”

0:00 | 2:02

Beluister dit fragment uit het interview met Herman, waarin hij vertelt over zijn vertrek naar Filtisaf in Congo in 1979. Collectie Industriemuseum, AU00006-019

“Ik begon in de drukkerij van UCO Destelbergen (TAE) in 1971 als gewone werkman, dus aan het laagste trapje. Maar ik heb mij daar op een jaar of tien opgewerkt tot textieldrukker. Ik heb er de oude systemen gekend, het roldruksysteem met de kopergravures. Dan heb ik het weten overschakelen naar vlakdruk, dus zeefdruk, en nadien naar rotatiedruk.” 

Rotatiedrukmachine van het merk Reggiani in TAE, jaren 1970. Collectie Industriemuseum, F02602

“Op een bepaald moment hebben ze mij gevraagd of ik naar Congo wilde gaan, omdat ze daar dringend iemand nodig hadden. Dan ben ik met mijn hebben en houden, met kindjes en vrouw, in 1979 vertrokken naar Filtisaf in Kalemie in Congo. Ik was zeer leergierig en wilde mij opwerken. Ik had wel wat scheikunde gezien en er kwam veel scheikunde bij kijken. Dus dat lag mij wel.

Vier jaar ben ik gebleven in Filtisaf. Ik was er verantwoordelijk voor de productie in de drukkerij. Daar stonden vier vlakdruklijnen en één roldruklijn. Filtisaf was een bedrijf van plantage tot confectie, dus alles in één. Spinnerij, weverij en drukkerij zaten daar samen. We drukten uitsluitend voor de inlandse markt, voor de Congolese bevolking. Het waren Afrikaprints allemaal, gedrukt met een zeer speciaal procedé, met veel naftol- en reactieve kleurstoffen. Ik had daar al ervaring mee van in Destelbergen.

Het was boeiend om in een andere cultuur te werken, je leert altijd iets bij. Ik was natuurlijk de moderne productie van hier gewoon. Daar stapte ik terug over naar iets oudere systemen. Ik heb daar dan ook de zeefdruk voor T-shirts binnengebracht, dat was iets dat ze nog niet kenden. En de productie heb ik opgedreven. Als ik aankwam bedroeg die ongeveer 700.000 meter bedrukte stof per jaar. Dat hebben we kunnen opdrijven naar anderhalf miljoen meter.

Maar dan heeft het lot beslist dat we moesten vertrekken. Mobutu had de gelddeviezen geblokkeerd en UCO had problemen met de betalingen aan de Belgische werknemers. Na ons vertrek heeft Filtisaf nog vier of vijf jaar verder geproduceerd. Daarna is het overgenomen door een Amerikaans bedrijf en in 1992 of 1993 is het volledig gestopt.

Ik had ook in Destelbergen nog Afrikaprints gedrukt, maar dat was maar een korte periode. Ze zijn daarmee gestopt omdat het commercieel niet interessant meer was, onder andere door het transport. Dat textiel moest van hier terug naar Afrika. Terwijl UCO ook verschillende fabrieken in Afrika zelf had: in Tanzania was er een weverij en spinnerij, in Kalemie in Congo was er ook een drukkerij. De lonen waren daar natuurlijk veel lager. Maar ook de milieunormen waren minder streng.” 

Herman Van Cauwenberge leverde ook een getuigenis voor de permanente tentoonstelling ‘100% Textiel’ op de textielafdeling in het Industriemuseum. Hij vertelt daarin onder meer over Filtisaf en de Afrikaprints.

Weet jij meer?

De geschiedenis van de Gentse Afrikadrukken en de productie van Belgische textielbedrijven in Afrika is nog grotendeels onbekend terrein. Ben of ken jij iemand die hier meer over weet? Of kan je ons meer vertellen over de betekenis en herkomst van de motieven op de stoffen in de collectie? Neem dan contact op met het Industriemuseum via marie.kympers@stad.gent of 09 323 65 11.

Verhalen uit de collectie

Afrikadrukken van de firma...
De verkoopregisters van de Gentse katoenfabriek Voortman bieden een unieke inkijk in de productie en handel van het...
lees meer

Meer uit deze collectie...

blijf op de hoogte

SCHRIJF JE IN OP DE NIEUWSBRIEF