De elektriciteitscentrale Ham
De Centrale is vandaag bij veel Gentenaren bekend als een bruisend intercultureel muziekcentrum in de Ham. Maar het imposante gebouw draagt ook een boeiende industriële geschiedenis met zich mee. Het maakte ooit deel uit van de oudste nog steeds actieve elektriciteitscentrale van ons land.
Stroom
Rond 1800 zien de eerste batterijen het levenslicht. Toch blijft het verschijnsel elektriciteit voor lange tijd een mysterieus fenomeen, voorbehouden voor de wetenschappelijke werkplaats en het laboratorium. Pas in de tweede helft van de 19e eeuw slaat de vonk over naar de industrie en volgen de eerste praktische toepassingen. Waar de stoommachine tot dan toe de nodige mechanische energie levert om machines rechtstreeks in beweging te zetten, drijft die voortaan steeds vaker een generator aan voor de opwekking van elektriciteit. Soepele kabels bedelen die stroom vervolgens over de machines.
De toepassingen van elektrische stroom blijken algauw eindeloos, niet alleen in de industrie maar ook in het dagelijkse leven. Maar in tegenstelling tot grote fabrieken kunnen particulieren zelf geen elektriciteit opwekken om hun gloeilamp te doen branden. Om burgers te laten meegenieten van het nieuwe wonder bouwt de Stad Gent in 1904 een eerste elektriciteitscentrale in de Bomastraat. Via een openbaar net stroomt de daar geproduceerde elektriciteit het leven van de gewone man binnen: van toestellen in de huiskamer en het licht van de straatlantaarns tot zelfs de elektrische tram die Gent doorkruist.
Affiche voor een tentoonstelling over mechanische en elektrische toepassingen in 1923 in Gent, ontworpen door G. Dekeukeleire, AF01835-102. Promotieaffiche voor elektrische verwarming, 1941, D10367.
De eerste elektriciteitscentrales gebruiken steenkool als brandstof om stoom te produceren. Die stoom drijft een turbine aan die vervolgens een generator laat draaien om elektriciteit op te wekken. Daarna koelt de stoom af, condenseert tot water en vloeit terug naar de ketel waar het proces opnieuw van start gaat.
Lossen van steenkool aangevoerd per binnenschip aan de elektriciteitscentrale Ham. Foto door F. Baete, circa 1930, F10392-025.
De elektriciteitscentrale Ham
Door het stijgende stroomverbruik blijkt de centrale in de Bomastraat begin jaren 1920 al te klein. Om een efficiënte aanvoer van steenkool via spoor- en waterwegen te garanderen, kiest de stad voor een nieuwe locatie om de hoek, tussen de Ham en het Handelsdok. De bestaande bedrijfsgebouwen van Vlasspinnerij van Vlaanderen, houtzagerij De Vriendt, cementfabriek Picha en de Verenigde Spinnerijen van Vooruit moeten wijken. De bouw van de nieuwe centrale vat aan in 1924. In de machinehal produceren twee turbines van de Gentse constructeur Vande Kerckhove vanaf 1926 de eerste stroom. In de loop der jaren komen er nog drie turbines bij. Dertien met kolen gestookte stoomketels zorgen voor de stoom die de turbines aandrijft.
De eerste turbines zijn nog steeds in situ te zien in de art-deco machinehal, sinds eind 1999 beschermd als monument, die vandaag deel uitmaakt van muziekcentrum De Centrale. Foto door Joseph Buyens, circa 1930, F10392-044.
De elektriciteitscentrale blijft verder uitbreiden. In de jaren 1950 ontwerpt de Gentse architect Geo Bontinck nieuwe kantoren. En een tweede centrale op de site met nog eens twee turbines en vier stoomketels produceert een pak extra stroom. In 1955 bedraagt het totale vermogen van de centrale maar liefst 122 megawatt. Ter vergelijking: dat is het vermogen van ongeveer 40 typische windturbines op het land vandaag. De centrale domineert het Gentse stadspanorama met vier reusachtige schoorstenen.
Dit grondplan toont de installaties van de elektriciteitscentrale Ham aan het einde van de jaren 1950. De kolencentrale telt dan drie ketelhuizen, twee machinezalen en vier reusachtige schoorstenen. Grondplan, F10392-031.
Sinds 1958 levert de centrale niet alleen elektriciteit maar ook warmte aan de Gentenaar. Via een ondergronds netwerk van buizen wordt warm water vanuit de centrale tot bij openbare gebouwen in de stad getransporteerd, waar de warmte afgenomen wordt. Dat warmtenet zorgt voor een veel hoger rendement en is vandaag nog steeds in gebruik. Zo’n 23 kilometer aan leidingen voorzien onder meer de UGent, het ziekenhuis AZ Sint-Lucas, verschillende sociale wooncomplexen en het gerechtsgebouw van warmte.
Van steenkool naar diesel
Tot 1968 draait de centrale volledig op steenkool. In dat jaar breidt de centrale uit met een dieselhal, een gloednieuw gebouw ontworpen voor drie reusachtige dieselgeneratoren. De bijbehorende schoorsteen van 102 meter is op dat moment de hoogste constructie in de stad. De eerste dieselgenerator die in gebruik wordt genomen is met 25 megawatt op dat moment de krachtigste ter wereld. Leverancier van deze wereldprimeur is de Gentse machinefabriek ACEC, vlakbij gelegen aan het Handelsdok. In 1972 komt er een tweede dieselgenerator bij. Samen leveren ze meer dan de helft van de elektrische energie die nodig is voor de Gentse bevolking en industrie. In 1980 volgt een derde en laatste generator. Elke dieseleenheid is tot 25 meter lang en 13 meter hoog en rust op reusachtige funderingen van telkens 1.640 m³ beton.
Van diesel naar aardgas
Twee van de drie dieselgroepen worden in 2006 ontmanteld. De derde draait zijn laatste shift in 2008. Zware stookolie is niet alleen erg belastend voor het milieu, maar ook enorm duur sinds de oliecrisis van de jaren 1970. Al sinds 1993 is aardgas de hoofdbrandstof van de centrale. In dat jaar wordt een STEG-eenheid in gebruik genomen. Zo’n stoom- en gasturbine wekt twee keer zoveel elektriciteit op met eenzelfde hoeveelheid brandstof. De productie begint met de verbranding van aardgas. De hete verbrandingsgassen drijven een eerste turbine aan waarmee elektriciteit wordt opgewekt. Vervolgens stromen de verbrandingsgassen door naar een warmterecuperatieketel die stoom produceert. Die hete stoom zet een tweede turbine in werking. Zo wordt een tweede keer elektriciteit geproduceerd. De restwarmte wordt tot slot gebruikt voor het stadsverwarmingsnet.
De komst van de STEG-eenheid zorgt voor een veel hoger rendement en betekent het definitieve einde van de met steenkool gestookte eenheden op de site. De losinstallaties aan het Handelsdok, de ketelhuizen en vier schoorstenen verdwijnen onder de sloophamer. De oudste turbinehal uit 1926 en het kantoorgebouw ontworpen door Bontinck krijgen een nieuwe bestemming. Vanaf september 1994 worden de gebouwen ingenomen door het ‘Intercultureel ontmoetingscentrum’, vandaag gekend als cultuur- en ontmoetingsplek De Centrale.
(c) Corlazzzoli
Wanneer het Gentse stadsnet aan het Belgische en later het Europese elektriciteitsnet wordt gekoppeld, doet de centrale sinds de jaren 1980 louter nog dienst als piek- en reservecentrale. Als er geen vraag is naar elektriciteit, produceert de centrale enkel warmte voor het Gentse warmtenet – ietwat omstreden vanuit ecologisch standpunt. In 2017 wordt de STEG-eenheid zelfs volledig stilgelegd en lijkt het einde voor de centrale in zicht. Om de bevoorradingszekerheid van ons land te garanderen, start die eind 2018 toch terug op. EDF Luminus – sinds 1985 beheerder van de centrale – blijft ondertussen investeren in de site. Zo zet het vandaag sterk in op het warmtenet via nieuwe warmtekrachtkoppelingen en een warmtebatterij. De oudste nog actieve energiecentrale van het land is dus nog steeds niet afgeschreven en blijft met zijn torenhoge schoorsteen onmiskenbaar een stempel drukken op de Gentse skyline.