Drukken met houten letters
Drukken met hout kent een lange geschiedenis. Nog vóór de uitvinding van het drukken met losse loden letters door Gutenberg (rond 1450) wordt in Europa al zeker een halve eeuw gedrukt met houtblokken, in Azië zelfs al ruim een half millennium. Zo is hout er een gangbaar materiaal voor het drukken van bijvoorbeeld blokboeken, prenten en speelkaarten. Maar de losse letters in hout komen pas in de 19e eeuw in gebruik.
Dat heeft te maken met de pre-industriële technieken voor hout- en metaalbewerking: er was aanvankelijk helemaal geen methode om grote hoeveelheden identieke letters te produceren in hout. Met metalen, zoals lood, kan dit wel door het te smelten en te gieten. Voor heel grote letters is de techniek van het lettergieten echter ongeschikt. Het metaal koelt na het gieten immers niet gelijkmatig af, met als gevolg een hol en vaak broos oppervlak dat moeilijk af te drukken is.
Letters uit harde houtsoorten bieden een alternatief voor die grotere letterformaten. Met een beitel worden de stukjes hout rondom een letterbeeld handmatig uit het houtblok weggesneden - een erg arbeidsintensief proces. Verbetering komt met de intrede van de freesmachine van Darius Wells (New York, 1827) in combinatie met de pantograaf van William Leavenworth (New York, 1834). Beide uitvindingen maken de productie van houten letters op grote schaal mogelijk. Eenzelfde ontwerp kan nu in alle mogelijke formaten uitgefreesd worden. Enkel de hoekjes en kantjes moeten nog manueel worden bijgeschaafd.
Houten fantasieletter van het lettertype Mansard Ornamented, een ontwerp van de Amerikaan William H. Page uit 1879.
Enkele decennia later komt James Edward Hamilton (Wisconsin, 1880) bovendien met een nog snellere en goedkopere methode op de proppen: de fineermethode. In dunne lagen hout worden letters uitgesneden die daarna op houten blokken gelijmd worden. Vandaag huist in Hamiltons fabriek van houten letters en drukkerijmateriaal het Hamilton Wood Type and Printing Museum.
Ook de groeiende vraag naar drukwerk is natuurlijk cruciaal voor de doorbraak van de houten letters. De industrialisering en commercialisering van de samenleving bevorderen vanaf het begin van de 19e eeuw de interesse in grote lettertypes voor advertenties en affiches, speciaal ontworpen om de aandacht te trekken. Letterproeven en verkoopscatalogi waaruit drukkers hun letters kozen, tonen een grote variatie aan stijlen. In Brussel zijn begin 20e eeuw verschillende lettergieterijen actief met houten letters in het aanbod, zoals Établissements Plantin, Carabin-Schildknecht en Vanderborght & Dumont.
Pagina’s uit letterproefboeken met houten letters en ornamenten van de Brusselse firma Établissements Plantin, ca. 1920
Het zetten van letters met hand wordt tot laat in de 20e eeuw toegepast, zeker voor affiches met een beperkte hoeveelheid tekst. Doorgaans wordt een combinatie gebruikt van houten en loden letters, gedrukt in één of twee kleuren. Deze ‘hoogdruk’ krijgt vanaf midden 19e eeuw concurrentie van de steendruk of lithografie. Bij affiches in hoogdruk wordt variatie vooral verkregen door het combineren van verschillende lettertypes en het gebruik van ornamenten. Steendruk levert plots schitterende, veelkleurige resultaten - maar blijkt uiteindelijk erg duur omdat voor elke te drukken kleur een nieuwe steen nodig is.
De Gentse drukkerij Van Melle in de jaren 1930: binnenzicht in het atelier.
Notarisaffiche die de openbare verkoop van meubels aankondigt te Ronse, 1944.
Affiche voor koffie Het Ideaal der Vlaanderen.
In de jaren 1970 houdt de industriële productie van houten letters op. Tot vandaag blijft de vraag naar drukletters in grote formaten evenwel bestaan, vooral voor artistieke toepassingen. De productie van nieuwe letters gebeurt tegenwoordig met moderne technieken zoals computergestuurde freesmachine of 3D print.
Bron: Thomas Gravemaker, “De houten Questa”, verslag van Typosium XII van Initiaal, in: De Gulden Passer, 2017, nr. 2.