DE TOEKOMST VAN DE 19E-EEUWSE SCHIETSPOELWEEFGETOUWEN
Sinds februari 2022 vind je regelmatig enkele enthousiaste textielontwerpsters achter de weefmachines in het Industriemuseum. Ze volgen er een meester-leerlingtraject bij collega Oktay Sancak. Meester-leerlingentrajecten werden door de Vlaamse overheid in het leven geroepen om immaterieel erfgoed te borgen voor de toekomst: een volleerd meester in een bepaalde techniek geeft z’n kennis en kunde – die je niet in boeken vindt, maar in hoofden en handen van mensen – door aan nieuwe generaties. Omdat slechts weinig mensen vandaag de dag nog weten hoe oude schietspoelweefmachines werken, zoals die in het Industriemuseum, geeft Oktay nu zijn kennis door aan textielontwerpsters Valerie Tjantele, Charlotte Cardyn en Jente Hendrickx. Tijdens het leertraject wordt alle kennis minutieus gedocumenteerd zodat de opgedane kennis niet verloren gaat. Zowel met Oktay als met Jente gingen we onlangs in gesprek.
Artikel uit de Museumkrant van het Industriemuseum: najaarseditie 2022.
Foto's © Martin Corlazzoli
MEESTER OKTAY SANCAK
Hoe is jouw carrière eigenlijk begonnen, Oktay?
“Eigenlijk is mijn carrière begonnen met kinderarbeid. Toen ik 12 jaar was, ging ik op zaterdagen en in de grote vakantie werken in een aardappelfabriek in Sint-Amandsberg. Als ik iets ouder was, op mijn 15e, werkte ik er ook ’s avonds na school van zes tot tien. Op school genoot ik technisch onderwijs. Ik herinner me nog dat de eindjury op een vrijdag viel en dat ik de maandag erop al aan het werk was. Verder studeren mocht ik niet van mijn ouders, ook al zei mijn titularis dat ik zonder studies nooit ergens zou binnen geraken, altijd arbeider zou blijven en nooit aanspraak zou kunnen maken op een hogere functie … Hij heeft toen het loonverschil gesimuleerd op het bord in de klas en mijn ouders overtuigd om me via avondonderwijs te laten bijscholen. Gelukkig. Ik heb dan nog enkele specialisatiejaren kunnen voltooien in industriële pijpfitting en automechanica.”
Hoe ben je dan uiteindelijk in de textielindustrie beland?
“Mijn broer werkte al bij de Gentse spinnerij UCO Galveston en tijdens mijn studies was ik al eens testen gaan afleggen bij Filature Nouvelle Orléans, FNO. Ik was geslaagd en zou er direct mogen beginnen na mijn schooltijd. Ik ben uiteindelijk in de textielfabriek begonnen als vager en kuiser en kon dankzij mijn automechanicadiploma doorstromen tot regelaar, technieker. Ik mocht mensen opleiden tot meestergast, maar zelf mocht ik geen meestergast zijn. Een Turk kan geen Belg commanderen, zei de baas. Dat zindert vandaag nog altijd na. Toen wilde ik er weg. Ik was vakbondsafgevaardigde en het deed op dat moment de ronde dat de fabriek zou sluiten, dat UCO naar het buitenland zou trekken. Via een vriend ben ik dan bij etikettenbedrijf Ruga beland, waar etiketten werden geweven. Kledinglabels. Ik was daar wél meestergast en moest erop toezien dat iedereen z’n werk kon doen: de zaal onderhouden, kwaliteitscontroles uitvoeren en mechanieker spelen. Twee jaar later was het bedrijf echter failliet en toen ben ik via de VDAB in het – toen nog – MIAT beland.”
Zijn de textielmachines in het Industriemuseum eigenlijk gelijkaardig aan de machines waarmee jij in de fabrieken hebt gewerkt?
“Neen, ik heb de machines in het museum moeten leren kennen, maar het voordeel was dat ik zowel in een spinnerij als in een weverij had gewerkt. Bij UCO Galveston heb ik alle verdiepingen doorlopen, zes maanden per verdieping. Dankzij mijn ervaring als mechanieker en meestergast kon ik gelukkig snel met de machines hier overweg. De basisprincipes zijn hetzelfde, maar de machines zijn doorheen de jaren wel veiliger en sneller geworden. Bij machines met een schietspoel geldt: hoe breder het weefsel, hoe trager. Maar intussen zijn er ook heel wat andere types machines. Je hebt er die werken op waterkracht, met kogel … Het zijn technieken die sneller gaan dan de schietspoelgetouwen in het museum. En dan zijn er ook nog de jacquardweefgetouwen, helemaal gemoderniseerd en elektronisch aangestuurd, zoals onze recent aangeschafte TC2 uit Noorwegen.”
Wat is jouw favoriete bezigheid, vandaag in het museum of vroeger in de fabriek?
“Dingen herstellen deed ik altijd al graag. Of het nu de auto’s waren die ik vroeger in bijberoep herstelde en verkocht, of de machines in het museum vandaag. In het begin was ik een beetje de jojo van het museum; ik werd van hot naar her gestuurd, maar zo ontdekte iedereen wel dat ik van alles kon. Ik ging mee machines oppikken bij schenkers thuis, demonteerde die volledig, nummerde de onderdelen en stak ze opnieuw in elkaar, vaak zonder handleiding. Dus bij onverklaarbare defecten of wanneer de veiligheid van de machines onder de loep moet worden genomen, ben ik er als de kippen bij. De collega’s hebben vertrouwen in mij en daar ben ik best wel trots op. Ik ben sowieso fier dat ik in het Industriemuseum werk. Ik mocht hier ook al textielmachines demonstreren voor de koningin of de minister. Ik pak dus overal uit met mijn job, ook in Turkije waar ik vandaan kom en waar ik regelmatig op familiebezoek ga. Ik kwam er ook al op Turkse zenders.” (straalt)
Had je ooit al van een meester-leerlingtraject gehoord?
“Neen, maar ik vind het wel een erg positief initiatief. Wanneer ik met pensioen ga, blijven er weinig mensen over die nog weten hoe die oude textielmachines werken, dus het wordt een uitdaging om ze draaiend te houden. Dit is daarom het geknipte moment om mijn kennis door te geven aan een volgende generatie. Het ontbreekt ons trouwens niet enkel aan mensen met kennis van die oude getouwen; er is ook een nijpend tekort aan wisselstukken voor de oude machines. Die worden niet altijd meer gefabriceerd, wat het moeilijk maakt om reparaties door te voeren. Dan draaien de machines al eens op halve kracht. Vandaag staat mijn opvolger Kenneth al paraat in het museum, maar het is tof dat ook de drie ontwerpsters nu mee nadenken over de toekomst van de getouwen en hun technieken. De hele ploeg ervaart het traject als een positieve wind doorheen de werking. Collega Marc vindt het zelfs jammer dat de leersessies meestal plaatsvinden in de weken dat hij niét achter de machines staat. Collega’s Baki en Kenneth zijn blij met het project. En we zien de leerlingen ook evolueren. Een klinkwiel – ‘kawee’ – vervangen, aanknopen, garenbreuk herstellen, bomen scheren … Ze krijgen het stilaan in de vingers.”
Heb jij wat je allemaal kan en weet op school geleerd?
“Op school krijg je een mooie basis mee, maar mechanica leer je toch voornamelijk op het werk. Zelfs vandaag met 59 lentes leer ik nog elke dag bij, daar ben je nooit te oud voor. Het doet me plezier om mijn kennis door te geven aan de ontwerpsters, zoals het maken van een weversknoop om gebroken draden te herstellen. Ik mag nu eens meester zijn. Dat is anders dan een collega opleiden. Je bent ‘meester’ omdat je iets volledig beheerst, en dan kan je aan de slag met het voorbereiden van de lessen. Daar haal ik veel voldoening uit. Tot nog toe verlopen de sessies ook erg vlot. De dames komen alvast telkens met de glimlach naar het museum. (lacht) Omgekeerd krijg ik nu ook inkijk in het maken van een textielontwerp en het hele proces dat daarachter schuilt. Dat is voor mij dan weer iets nieuws.”
Vind je het leuk dat er misschien meer toekomst is voor de getouwen dan louter museumobject te zijn?
“Ik vind het een enorme troef dat de machines verder gebruikt kunnen worden, niet langer om grote dingen te produceren, maar kleinschalige productie kan nog wel. Je merkt ook dat bezoekers dit appreciëren; de zelf geweven handdoeken verkopen echt vlot in de museumshop. En wanneer we daarvoor ook nog eens samenwerken met ontwerpers, dan is dat helemaal fijn.”
Wat is voor jou hét droomscenario voor het verdere bestaan van de textielcollectie in het Industriemuseum?
“Binnen de meeste families die ik zelf ken, heeft er altijd wel iémand ooit in de textielsector gewerkt. Gent is eeuwenlang een textielstad geweest; een textielcollectie hoort hier echt thuis in de stad. Ik ben blij dat de weef- en spinmachines in het Industriemuseum nog altijd draaien. Dat ze nog werken zoals vroeger. We hebben een hele rits machines, van baalbreker tot machines voor het kleuren van garen, maar er zijn nog zoveel meer textielmachines. Mijn droom is dus stiekem dat het volledige museum aan textiel wordt gewijd. En dat er plaats komt voor die nieuwe machines, en dat we bijvoorbeeld een open-end-spinmachine kunnen demonstreren, of de revolutionaire indigomachine uit UCO E.J. Braun opnieuw aan het werk kunnen zetten. Dan kom ik na mijn pensioen elke dag langs!”
LEERLING JENTE HENDRICKX
Wat spook jij uit in het dagelijkse leven, Jente?
“Momenteel werk ik deeltijds in een Antwerpse bruidsboetiek waar jurken op maat in eigen atelier gemaakt worden. Daarnaast werk ik aan eigen textielgerelateerde projecten. Dit gaat van het weven van gelimiteerde collecties op mijn handweefgetouw tot grotere interieurprojecten in samenwerking met architecten. De veelzijdigheid van textiele toepassingen is hetgeen wat me zo aanspreekt. Daarvoor studeerde ik Theaterkostuumontwerp in Antwerpen en Textielontwerp in Gent.”
En vandaag ben je daarbovenop ook leerling in het meester-leerlingtraject rond machinale schietspoelweefgetouwen uit de 19e en begin 20e eeuw.
“Inderdaad, we zijn ondertussen al zes maanden bezig. Inmiddels hebben we dankzij de kennis en het metier van Oktay, Kenneth en Baki toch al wat inzicht verkregen in de mogelijkheden van de historische schietspoelgetouwen. Het is een unieke ervaring om met die machines te kunnen werken. Ons hele traject kunnen mensen meevolgen via Instagram: @everydaywereshuttling, vernoemd naar de schietspoel of shuttle in het Engels.”
Wat heeft Oktay jou al bijgebracht en waar kan jij je eigen specialiteit als toegevoegde waarde inzitten in het leerproces?
“Oktay heeft een zeer uitgebreide kennis van de werking van weefgetouwen. Hij werkte vroeger zelf in de textielindustrie en is nu al vele jaren verantwoordelijk voor de textielmachines in het Industriemuseum: een ideale meester voor dit traject. Naast zijn kennis is Oktay ook heel handig en meedenkend wanneer er zich een probleem voordoet met een van de getouwen. Zo hadden we onlangs een aangepast tandwiel nodig om de spanning van een weefsel bij te sturen. Oktay slaagde er toen in om te helpen door het centrum van de tandwielen te vergroten.
De historische getouwen zijn uitermate geschikt voor experiment aangezien ze qua ontwerpmogelijkheden ergens tussen handweefgetouwen en moderne weefgetouwen in liggen.
In een tweede fase van het meester-leerlingtraject gaan we experimenteren met verschillende garens. Hierin hopen wij als textielontwerpers een toegevoegde waarde te zijn en te tonen wat er nog meer met de industriële getouwen gecreëerd kan worden. Momenteel wordt er maar met één type garen geweven, namelijk katoen. Tijdens de experimentele fase willen we gebruik maken van andere materialen en verschillende diktes van garens. Dit is een fase waar ik heel erg naar uitkijk. De historische getouwen zijn uitermate geschikt voor experiment aangezien ze qua ontwerpmogelijkheden ergens tussen handweefgetouwen en moderne weefgetouwen in liggen.”
Wat hoop je te bereiken met de kennis die je hier opdoet?
“Op termijn hopen we – door het documenteren van de uitleg en demonstraties van Oktay met foto's, filmpjes, fysieke stalen, tekeningen en tekst – een toegankelijke handleiding te creëren die een leidraad kan zijn voor nieuwe vrijwilligers en makers in het museum, maar ook voor ontwerpers of externe initiatiefnemers die even enthousiast zijn als wij over de werking van en de unieke rol die machinale schietspoelgetouwen in de toekomst kunnen innemen.”
Naar welke machine in het museum gaat jouw voorkeur uit?
“Eerst en vooral is het fantastisch om de werking van de historische getouwen en andere machines hier te zien. Ze zijn ook esthetisch prachtig gemaakt. Mijn ‘lievelingsmachine’ is eigenlijk het bobijnenrek waar de cones (bobijnen, nvdr) op gezet worden om een kettingboom te maken. Het is rustgevend om de draden naar het riet te zien gaan. Het maken van de kettingboom is dan ook de start van het opzetten van een nieuw getouw. De stappen zijn identiek als bij onze handweefgetouwen maar de ingenieuze technieken die bedacht zijn om dit op grotere schaal te doen, zijn fascinerend.”
Kwam je tijdens het traject al struikelblokken tegen?
“Om een nieuw patroon te weven, moeten er houten pinnen in houten gaatjes geslagen worden. Niet elk pinnetje past in elk gaatje, waardoor het een erg arbeidsintensief werkje is om een nieuwe binding te ontwerpen. Patronen aanpassen komt dus neer op veel trial-and-error met de nodige frustratie af en toe. (knipoogt) We zijn aan het bekijken of dit proces niet efficiënter kan, alle ideeën zijn welkom.”
En de weversknoop, kan je die nog maken?*
(lacht) “Ik denk het wel!”
Meer lezen?
• Volg alle gebeurtenissen op Instagram via @everydaywereshuttling
• Lees alles over het meester-leerlingtraject op immaterieelerfgoed.be/nl/leertrajecten.
* Ontdek ook een portret van leerling Charlotte Cardyn op etwie.be/nl/kennisbank/nieuws/twie-portret-charlotte-cardyn.