De topstukken van het Industriemuseum doorgelicht
Recent werden dé twee topstukken in het Industriemuseum, de Mule Jenny en de Twijnmolen, aan diepgaand onderzoek onderworpen. De beide textielwerktuigen werden grondig onder de letterlijke loep genomen door het KIK, het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium. Een primeur! Want het is de allereerste keer dat dit instituut haar gereedschappen en methodologieën losliet op machines uit ons industriële verleden. Tot hiertoe was dit eerder weggelegd voor de grootste kunstwerken, zoals die van de Vlaamse Meesters. Niet alleen de Mule Jenny en de Twijnmolen zelf werden bestudeerd. Ook verscheidene documenten waarin ze genoemd worden, zijn grondig doorgenomen. Wij gingen alvast met gespitste oren luisteren naar collectie- en onderzoeksmedewerker Pieter Neirinckx die intussen alles over dat onderzoek weet.Ingekorte versie van een artikel in de Museumkrant van het Industriemuseum: voorjaarseditie 2023. Foto's © Martin Corlazzoli
Waarom zijn die twee topstukken die we net vermeldden eigenlijk zo bijzonder?
“De Twijnmolen en de Mule Jenny liggen aan de basis van het Industriemuseum. In de jaren 1970 stonden beide machines nog opgesteld in het Gravensteen. De textielindustrie ging dan door een zware economische periode. Veel fabrieken sloten de deuren. Het idee ontstond toen om een museum op te richten om de rijke textielgeschiedenis van Gent niet verloren te laten gaan. Wat een Van Eyck is voor een museum voor schone kunsten, zijn een mule jenny en een twijnmolen voor een historisch museum als het Industriemuseum.De volledige mechanisatie van de textielindustrie hangt bovendien vast aan het verhaal van de mule jenny. Die uitvinding is namelijk de allereerste geslaagde poging om op een efficiënte manier machinaal draad te spinnen. Voor elke spinspoel die je op een mule jenny ziet, was er voordien één manuele spinner nodig. Om een gewoon weefgetouw of een wever te voorzien van genoeg draad moesten wel tien handspinners continu spinnen. De komst van de mule jenny betekende dus een enorme tijdswinst en besparing op arbeidskracht. Eén spinner kon voortaan met gemak meerdere wevers ondersteunen. Dit veroorzaakte bij de oorspronkelijke handspinners zoveel onrust en schrik voor job- en inkomstenverlies, dat ze de eerste exemplaren van de machine kapot sloegen. Ook aan de andere kant van het Kanaal besefte men vrij snel hoe revolutionair de uitvinding van de mule jenny was: er kwam een verbod op de uitvoer van de machines én een sterk uitreisverbod voor de mensen met kennis over de vernieuwende techniek.
Daar duikt ook het verhaal van de historische figuur Lieven Bauwens op. Het verhaal luidt dat de Gentse Lieven Bauwens met een gebroken hart naar Engeland trok om er inspiratie op te doen voor het familiebedrijf, een leerlooierij. Hij zou in Engeland gefascineerd geraakt zijn door een mule jenny, en een gedemonteerde versie ervan, verstopt tussen koopwaar, naar het vasteland hebben gesmokkeld.”
Waarom werd historisch onderzoek naar de beide machines verricht?
“De Twijnmolen en de Mule Jenny maken al meer dan honderd jaar deel uit van de collectie van de Stad Gent. Toen de twee werktuigen rond de eeuwwisseling aan het museum werden geschonken, werden de herkomst en functie ervan niet of slechts beknopt geregistreerd. Pas jaren later werd de vraag gesteld waar de machines vandaan kwamen.Bij de Mule Jenny duiken nog steeds veel vragen op. Waar werd deze machine gemaakt, uit welke materialen is ze vervaardigd, hoe zag ze er oorspronkelijk uit? En wanneer vonden de verschillende herstelwerken en restauraties aan de machine plaats en met welk doel?
Ook bij de Twijnmolen resten ons nog veel vragen. Uit welke verschillende houtsoorten is de Twijnmolen vervaardigd? Waarvoor werd de molen gebruikt? Hoe draaien alle tandwielen en radertjes in elkaar? Op de Twijnmolen staat bovendien een gegraveerde datum: 1789. Is deze revolutionaire datum een aanduiding voor de periode waarin deze molen gemaakt of gebruikt werd?
De volledige geschiedenis en precieze werking van beide topstukken is dus onvolledig. Dat maakt het voor het Industriemuseum ook moeilijk om bij eventuele nieuwe restauratiewerken de juiste keuzes te maken.”
Hoe ging het onderzoek in zijn werk?
“Om te weten welke geschiedenis de twee topstukken hebben doorgemaakt, kan je er een resem aan technieken op los laten: tomografisch onderzoek, macrofotografie, X-stralenfluorescentie, dendrochronologisch onderzoek, documentair onderzoek … Dat hebben ze bij het KIK dan ook gedaan. Dat dergelijk onderzoek nu op werktuigen werd uitgevoerd in plaats van op schilderijen is uniek! Het bleek ook een ingewikkelder proces: werktuigen zijn gebruikt, versleten, aangepast, hersteld … Er zijn ook niet zoveel gelijkaardige toestellen bewaard; houten machines van die leeftijd zijn erg zeldzaam. Daarom werden verschillende technieken tegelijk ingezet.”Documentair onderzoek legt zich eerst en vooral toe op het zoeken naar bronnen waarin de onderzochte of gelijkaardige toestellen vermeld staan. Dat kan gaan van foto’s over beschrijvingen tot tekeningen. Bij het documentaire onderzoek werd onder andere gebruik gemaakt van de encyclopedie van Diderot en d’Alembert. Het is een van de bekendste en vroegste encyclopedische werken waarin alle soorten kennis werd samengevoegd en geïllustreerd met tekeningen. Veel van de uitvindingen die bij het ontstaan van de encyclopedie in de 18e eeuw verschijnen, komen in dat boek terecht. Je vindt er bijgevolg gedetailleerde beschrijvingen van drukpersen, weefgetouwen, twijnmolens … wat de encyclopedie tot een heel handige tool maakt om bepaalde machines of onderdelen te bestuderen in een groter geheel.
Tomografisch onderzoek is dan weer het onderzoeken van laagjes: een soort van schelletje van een object nemen en elk laagje bestuderen; macrofotografie is het zo groot mogelijk inzoomen op de objecten, met een zo goed mogelijke lens. En de meest bekende techniek is ongetwijfeld het dendrochronologische onderzoek. Elk kind heeft op school ooit wel de jaarringen van een pas omgehakte boom geteld, om te weten hoe oud die was. Bomen die in eenzelfde gebied groeien, vertonen overigens een gelijk groeipatroon. In een jaar met veel vocht hebben al die bomen een bredere jaarring. Bomen binnen hetzelfde gebied hebben dus dezelfde opeenvolging van groeiringen.
We denken nu, samen met het KIK, dat onze topstukken de twee oudste houten machines ter wereld zijn waarop ooit dendrochronologisch onderzoek werd toegepast. En het onderzoek bevestigt ook dat de houten ovalen Twijnmolen die in het Industriemuseum wordt tentoongesteld de oudste bekende twijnmolen van zijn soort ter wereld is.”
Wat heeft het onderzoek nog uitgewezen?
“Het onderzoek focuste niet alleen op datering, maar ook op de werking van de topstukken. Welke onderdelen zijn origineel, wat is later aangepast, wat is het verhaal achter deze machines? Daarvoor wordt onder andere gezocht naar gelijkaardige toestellen. In het Bolton Museum in Engeland staat er bijvoorbeeld nog een mule jenny, of toch een kleine restant. Het Engelse exemplaar toont opvallend veel gelijkenissen met de Mule Jenny van het Industriemuseum. Net zoals je vandaag, zonder het logo te zien, zou denken dat twee automodellen van dezelfde constructeur zijn, zou je vermoeden dat de twee machines wel eens uit eenzelfde atelier komen of dat de machinebouwers zich tenminste op dezelfde plannen gebaseerd hebben.Zowel de Twijnmolen als de Mule Jenny dragen versiering, al is het maar een mooi afgeronde poot of een sierlijke bol. Vandaag de dag draait alles rond functionaliteit, maar in die tijd pakte je nog echt uit met je werktuigen. Mensen waren fier op hun – vermoedelijk – dure investering. Naast praktisch mocht die dus zeker ook esthetisch zijn.”
Bij dergelijk onderzoek creëer je een hele hoop verwachtingen. Je denkt of hoopt gekke dingen te ontdekken. Viel dat mee of eerder tegen?
“Bij de Mule Jenny was ik wel verbaasd over het materiaal waaruit de machine vervaardigd is: eik. De machine komt uit Engeland, zou het dan gaan om Engelse eik? Dat blijkt uiteindelijk niet het geval te zijn, en dat is jammer, want dat zou bij een uit Engeland gesmokkelde machine een enorme bevestiging opleveren dat het om het originele door Lieven Bauwens gesmokkelde exemplaar gaat. Je draagt dus wel verwachtingen mee.Wat het onderzoek rond de Twijnmolen betekent, vind ik ook heel bijzonder! Het onderzoek heeft namelijk gezorgd voor een mooie beschrijving van de werking van de machine. Zo’n beschrijving was er nog niet, of niet meer. Door grondig onderzoek van meerdere documenten en een vergelijking met andere toestellen, hebben we nu een soort van handleiding. Door te kijken naar de tandwielen, de opbouw van de machine, de draden … vroeg je je af hoe de molen werkte. Waarom er lantaarnwielen aan zitten. Op dergelijke vragen hebben we nu dus antwoorden. Zowel over de Mule Jenny als de Twijnmolen bestaat na het onderzoek een gedetailleerd document met elke kras en elk tandwiel erin genoteerd en bestudeerd.”
Kwam er ook advies uit de bus over de bewaring van de topstukken?
“Dergelijke stukken bewaren in een oud textielgebouw heeft zijn voor- en nadelen. Het voordeel is dat de omgeving authentiek is en daardoor een extra beleving voor de bezoeker. Het nadeel is dat het gebouw niet is bedoeld als museumruimte. Dan kan je ofwel het originele gebouw verminken, ofwel de museumcollectie laten lijden. We hebben in het Industriemuseum altijd al geprobeerd om een balans tussen die twee te vinden. Is het huidige museumgebouw ideaal ter bewaring? Niet echt, maar op zich is dat misschien niet erg. Kijk maar naar kerkelijke kunstschatten: als je ze in hun oorspronkelijke context laat staan, zijn ze dat klimaat – zelfs als dat volgens de regels van de bewaarkunst niet optimaal is – enigszins gewoon. Het belangrijkste is dat je het klimaat niet abrupt wijzigt.”
Hoe zou jij de resultaten van het onderzoek beknopt samenvatten voor de leken onder ons? Wat is het meest blijven hangen?
“Het onderzoek houdt in dat de allernieuwste technologie werd ingezet om de alleroudste technologie te onderzoeken. De tijd waarin museumstukken enkel verzameld en beschreven werden door conservatoren die voor hun onderzoek in de perkamenten doken is al lang voorbij. Er is een waaier aan kennis en disciplines in ontwikkeling, met gespecialiseerde collega’s om mee samen te werken. Ieder benadert de vragen dan wel vanuit zijn eigen specialiteit, maar als je de resultaten samenlegt en vergelijkt, kom je tot nieuwe inzichten, zowel met betrekking tot de geschiedenis van de bestudeerde stukken als de manier waarop je er zo goed mogelijk verder zorg voor draagt.”
Maak kennis met de topstukken in het Industriemuseum in de tentoonstelling Over mensen en machines op de vijfde verdieping van het museumgebouw. Of lees er meer over in onze online collectieverhalen.