Reinout Bossuyt tijdens een bezoek aan de vernieuwde Tondelier-site in Gent (c) Martin Corlazzoli
Reinout Bossuyt, co-auteur van Verdwijnend België en Atlas van Vergeten België, is al enkele jaren trouwe Vriend van het Industriemuseum. En dat is niet toevallig: met een passie voor industrieel erfgoed was het slechts een kwestie van tijd voor hij het pad van de Vrienden zou kruisen.
Enkele jaren geleden organiseerden de Vrienden van het Industriemuseum een rondleiding door Verdwijnend Oost-Vlaanderen, naar aanleiding van Reinouts eerste boek Verdwijnend België. Samen met co-auteur Bart Vanacker nam Reinout de Vrienden mee op een tocht door Oost-Vlaanderen, langsheen plekken die dreigen te verdwijnen of waar een toffe geschiedenis over te vertellen valt. Het was meteen het begin van een lange vriendschap tussen Reinout en het Industriemuseum.
“Bart en ik trekken al sinds we elkaar kennen geregeld op uitstap. We worden allebei aangetrokken tot plaatsen met een geschiedenis. Hierbij gaat het niet altijd over de bekende of traditionele geschiedenis, maar ook het verhaal dat niet in de geschiedenisboeken vermeld staat omdat ze te banaal of te faits divers is. Ik hou ervan om op die manier de verborgen geschiedenis van plekken te vertellen. Veelal gaat het over industrie, maar ook vergane glorie en nutteloze werken vind ik interessant. Waarom een bepaalde brug op een bepaalde plaats gebouwd wordt maar uiteindelijk niet gebruikt wordt, of een pretpark dat de deuren sluit.”
Het Sanatorium Joseph Lemaire in Overijse is zo’n plek met een rijke geschiedenis, en Reinout rekent het tot één van zijn favoriete sites. “Het sanatorium, ontworpen door de gebroeders Brunfaut, werd origineel opgericht als een tuberculosekliniek. Het is een gigantisch gebouw in de vorm van een vliegtuig, al zien anderen er ook een boot in. In de jaren negentig stond het lange tijd leeg, enerzijds omwille van communautaire discussies, anderzijds door de betere verspreiding van antibiotica. Er woedden ook verschillende branden. De laatste jaren werd het gedeeltelijk gereconverteerd naar service flats. Een deel van het gebouw werd in ere hersteld, al zijn er ook heel wat historische elementen verdwenen. De portierswoning en het torenhuisje wachten nog steeds op hun nieuwe bestemming.”
Het fascineert me hoe iets ooit top of the art was, maar na bepaalde tijd verdwijnt en dreigt vergeten te worden.
Sanatorium Joseph Lemaire (c) Bart Vanacker
Reinout hoeft niet lang na te denken over wat hem aantrekt in dergelijke sites. “Zonder twijfel de vergankelijkheid. Het fascineert me hoe ooit iets top of the art was, zoals het sanatorium, en hoe dat na een bepaalde tijd verdwijnt en dreigt vergeten te worden, hoe spectaculair of hoe mooi het ook is. Ik zoek graag de schoonheid in de vergankelijkheid. Daarnaast hou ik van de rust die je op deze plaatsen vindt. Het zijn geen toeristische trekpleisters, waardoor je er vaak alleen rond loopt. Bovendien ben ik heel nieuwsgierig: ik wil met mijn eigen ogen zien hoe die geschiedenis in elkaar zit.”
Industrieel erfgoed is niet de enige interesse van Reinout. Wanneer hij er niet op uit is om nieuwe sites te ontdekken is hij wellicht op YouTube te vinden. Reinout is immers gepassioneerd door decors van TV-journaals doorheen de jaren. “Ik hou ervan om uit te zoeken hoe televisiedecors gemaakt werden, hoe de studio in elkaar zit en wat de verschillende standpunten van de camera’s doorheen de tijd zijn.”
Hoewel beide hobby’s erg verschillend lijken hebben ze één rode draad: de vergankelijkheid. “De vergankelijkheid van televisiejournaals fascineert me enorm. Een decor in een bepaalde kleur of bepaalde stijl wordt soms heel lovend onthaald of als revolutionair bestempeld, maar na een vijftal jaar komt op elk decor wel sleet. Op dat moment wordt het decor redelijk klakkeloos en ongedocumenteerd weggegooid.”
Bovendien ziet Reinout er een grote paradox in. “Op het moment dat het journaal uitgezonden wordt is het erg relevant en heeft het een grote nieuwswaarde. Aan de andere kant is het ook erg vluchtig; van zodra het journaal werd uitgezonden verliest het zijn waarde, en zijn er slechts heel weinig mensen die het herbekijken. Het is er voor de waan van de dag, en net die alledaagsheid maakt het spannend om naar te kijken.”