menu
 
NIEUW // EXPO PLASTIC FANTASTIC?
Gastbijdrage door Tina De Gendt: Rabot OR NOT? Zal Tondelier van het Rabot dan toch een buurt maken?

Gastbijdrage door Tina De Gendt: Rabot OR NOT? Zal Tondelier van het Rabot dan toch een buurt maken?

Over dit stuk: Deze gastbijdrage van historica Tina De Gendt kwam tot stand in het kader van ‘De vierkante kilometer’ van het STAM. Voor dit erfgoedproject trekt Tina De Gendt de volgende jaren de superdiverse wijken van de stad af. In elke wijk gaat ze samen met wijkbewoners en wijkkenners (de herinneraars) op zoek naar verborgen stadsgeschiedenissen. Tussen september 2020 en april 2021 was ze in residentie in het Rabot, de fascinerende thuishaven van de gashouders.

Is het Rabot de wijk met de gashouders of zijn de gashouders van Tondelier? Nu het laatste stukje witruimte van dit pizza-slice-shaped stukje Gent bestemd is, dringt de vraag zich op: zal het Rabot dan toch een buurt worden? Of blijft ze wat ze altijd is geweest: een archipel met acht eilanden. 

Is het je nog nooit opgevallen? Je woont in Gent aan de Brugse Poort en in de Bloemekenswijk, maar ‘op het Rabot’. Het eilandgevoel van de Rabotiens is bekend en berucht tot ver buiten Gent. En dat het stadsvernieuwingsproject Bruggen naar ’t Rabot nooit een prijs in de wacht heeft gesleept voor de meest toepasselijke projectnaam, is het ultieme bewijs dat zo’n prijs gewoon niet bestaat. 

Als buitenstaander zou je denken dat de Rabotiens zich door de tastbare fysieke grenzen rond de wijk erg verbonden moeten voelen met elkaar, maar niets is minder waar. Daar kwam ik zelf pas achter toen ik er een jaar geleden als buitenstaande ‘historian in residence’ neerstreek in opdracht van het STAM. Tijdens wandelinterviews met tientallen buurtbewoners viel het me al snel op dat mijn gesprekspartners telkens bepaalde delen van de wijk vakkundig negeerden. En dat, als ik er naar vroeg, ik vaak een ontstemde blik kreeg van: “Ja, maar dat is het Rabot niet he.”

Samen met een groep wijkkenners brachten we acht historische ‘eilandjes’ van het Rabot in kaart. Allemaal hebben ze een eigen identiteit en een eigen verleden dat zich vaak heeft afgespeeld achter intussen verdwenen fabrieksmuren, treinsporen en ja: gashouders. Nu die breuklijnen fysiek zijn afgebroken of gedempt en de verschillende eilanden met elkaar verbonden worden via speelruimte en parken, vroegen we ons af: hoe verbonden zijn de eilandjes van het pizza-slice-shaped stukje stad dat voor een ‘buurt’ moet doorgaan? En zal dit nieuwe Tondelierstukje er deel van worden of zich als negende eiland ontwikkelen? De laatste vraag laten we over aan de toekomstvoorspellers, de eerste leggen we voor aan jou. 

De herinneraars (wijk-kenners) van het Rabot aan het werk, 2020. Marieke Vangheluwe, De Vierkante Kilometer, STAM.

Zones Rabotwijk
1. Rond Sint-Jozef: nieuwbouwwijk in het moeras

Wanneer mensen het vandaag over de ‘Rabotwijk’ hebben, bedoelen ze meestal het hypercompacte deeltje van het eiland onder de kerktoren rond de Wondelgemstraat, waar op dit moment ongeveer de helft van de bevolking van de wijk woont op zowat een vierde van de totale oppervlakte. 

Het verhaal van dit stuk begint met een slordige blauwe streep op een kaart : de Verbindingsvaart die in 1863 werd getrokken, snel gevolgd door fabrieksgebouwen en een verkaveling in het midden van het moeras: ‘Le Nouveau Quartier du Rabot’ (1874). Tot op vandaag druipt de planmatigheid er van de gevels: evenwijdige straten, de kerk in het midden, nergens ruimte te veel. Het eenheidsgevoel is hier dus niet spontaan ontstaan: het was gepland. Verzameld onder de kerktoren, met een katholiek verenigingsleven om u tegen te zeggen, kwam het buurtgevoel hier eind 19e eeuw danig op gang. 

De buurt kreeg in de jaren 1960-1970 bovendien een ego-boost van jewelste, toen de Wondelgemstraat zich ontpopte tot ‘de tweede Veldstraat’: een chique winkelstraat waar mensen van heinde en verre naartoe kwamen om te shoppen, met een jaarlijkse braderie (eind juni) waar zien en gezien worden tot een heuse kunst werd verheven . Toen de Turkse migratie zich in de jaren 1980 vanuit de zijstraten in de hoofdstraat manifesteerde, kreeg het eiland een uitgesproken Turks gezicht. Waar de Sleepstraat in die periode een reputatie ontwikkelde als pizzastraat, waren het in de Wondelgemstraat vooral de slagers die tot ver buiten de buurt bekend raakten met pioniers als Dogan en Emre Kasabi. 

Omgeven door: Elsstraat, Filips van Cleeflaan, Gebroeders De Smetstraat, Gasmeterlaan 

Links: Kaart van Gent, 1856, Philippe Vandermaelen. Collectie Universiteitsbibliotheek Gent.
Rechts: Openingsstoet Braderie Wondelgemstraat, 1992. Collectie Dekenij Wondelgemstraat, De Vierkante Kilometer, STAM.

2. Witte Kaproenenplein: een zee van beluiken 

Waar nu grote sociale woonblokken uit de grond rijzen, zakten ooit de kleinste huisjes van Gent weg in de drassige grond. De beluiken van de (intussen verdwenen) ‘Kerkstraat’ waren zo berucht dat Rabotiens er tot diep in de 20e eeuw met een grote bocht omheen liepen. De beluiken lagen er al lang voor er zelfs maar sprake was van een Rabotwijk en dit deel van de stad nog tot de Brugse Poort gerekend werd. Maar ook nadat de Rabotwijk was gebouwd, bleef de grens van de twee wijken voor velen in de trambedding van de Gebroeders De Smetstraat liggen.

Het was ook niet toevallig dat hier in 1964 de allereerste Turkse arbeidersgezinnen werden gehuisvest. Niet alleen omdat de huisjes goedkoop waren en dicht bij de fabriek stonden, maar ook omdat ze zo ‘beloken’ lagen dat de erbarmelijke woonomstandigheden van de gastarbeiders verborgen bleven voor de buitenwereld. Tal van Turkse Rabotiens brachten hun eerste jaren in België in de Kerkstraat door: met de schimmel op de muren, de wasdraad tussen de gevels, de ratten in het toilet.  

Links: Plattegrond van de beluiken rond de Kerkstraat, ca 1970. Collectie Roger Moreau, DSMG.
Rechts: Kinderen van de Turkse familie Tapmaz in de Kerkstraat, 1972. Collectie Roger Moreau, DSMG.

Ook nadat de beluiken in 1967 onder de sloophamer verdwenen en de verzuilde sociale woonmaatschappijen er elk een woontoren neerpootten, bleef de trambedding een diepe mentale kloof. Nog voor de ramen van de appartementsgebouwen waren geplaatst, hadden de Rabotiens al hun nieuwe bijnaam voor de buurt klaar: ‘de citees in d’huugte’. 

Ondertussen liggen de plannen voor een complete herdenking van het eilandje klaar: een van de torens wordt afgebroken, er komt een Witte Kaproenenpark, een studentenkot en er komen volkstuintjes. Maar de onzichtbare kloof in de trambedding? Die ligt er nog steeds. 

Omgeven door: Gebroeders De Smetstraat, Pannestraat, Elyzeese Velden, Odissee Campus 

Kinderen aan het speelplein van de Gebroeders De Smetstraat, ca 1990. Collectie Vzw Jong, De Vierkante Kilometer, STAM.

3. De Poort: de originele gasfabriek 

Je moet goed kijken, maar wie via de brug van de Palinghuizen richting Rabot loopt, kan de vaal witte letters boven de deur van het appartementsgebouw nog zien staan: “De Poort”. Dat is de naam van de sociale woonwijk die vandaag op het tipje van de neus van het Rabot ligt. Een stadspoort heeft hier nochtans nooit gestaan en ook in het verleden was de plek allesbehalve een toegangsweg. Het stuk Rabot aan de Palinghuizen lag tot 1872 immers verstopt achter het oude kerkhof, waar het (althans volgens bronnen uit die tijd) spookte. Aan die verhaaltjes had Louis Roelandt kennelijk lak, want in 1863 liet hij er een gigantische gasfabriek neerpoten, de eerste gasfabriek van het Rabot. 

Pas nadat het kerkhof verdween en aan de andere kant van de wijk een nieuwe gasfabriek werd gebouwd, werd de Gebroeders de Smetstraat doorgetrokken en het eilandje in twee gesplitst. Aan de kant van de Elyzeese Velden kwamen huisjes en beluiken, waar tijdens het interbellum zelfs een eigen dekenij actief was en in 1965 de eerste kiem van de Marokkaanse gemeenschap van Gent werd gelegd. Aan de kant van de Gasmeterlaan werden de oude terreinen van de gasfabriek overgenomen door textielververij De Backer-De Rudder (1891) die er net geen eeuw zou blijven en goedjes in de grond liet lekken waar we vandaag een grote doodskop op zouden zetten. De omvorming van het oude kerkhof tot een buurtpark met zwembad , vandaag El Paso, gaf de Rabotiens voor het eerst een reden om deze richting uit te komen. Pas in 1985 werd het terrein omgevormd tot woonzone en richtte sociale woningmaatschappij Volkshaard er, geheel volgens de filosofie van de tijd, een ‘dorp in de stad’ op: De Poort. 

Omgeven door: Elyzeese Velden, Palingshuizenbrug, Gasmeterlaan, Pannestraat 

Ontwerptekening voor het speelplein met zwembad aan de Gebroeders De Smetstraat, 1946. Collectie DSMG.

4. Elyzeese Velden: langs de trekweg 

Toen het circulatieplan in 2016 van de Elyzeese Velden een sluiproute richting stad dreigde maken, lieten de bewoners van zich horen. Nochtans dankt de straat haar bestaan aan doorgaand verkeer, maar dan heel traag verkeer. 

Het was immers langs deze weg dat de paarden de Bargie voortsleepten op weg naar Brugge. Onder deze grond werd de champagne voor de hooggeëerde passagiers van de luxeboot in ijskelders gekoeld. En in de ‘afspanningen’ aan de Bargiekaai vonden koeriers en bodes onderdak voor hun paarden en hun lustige gezellen. Maar dat was allemaal voor de industrialisatie de oude wereld van de oevers verjoeg en er in de plaats van trekpaarden arbeidersgezinnen over de trekweg begonnen te bewegen, heen en weer tussen de fabriek in Gent en het huis in het Meetjesland. Niet toevallig richtten de Dochters van Liefde in 1851 aan de waterkant een klein kapelletje op, waar ze de vele passanten en hun kinderen (letterlijk) wat pap in de mond gaven voor de lange weg. In de loop der jaren ontwikkelde het kapelletje zich tot een klooster met school, vandaag Steinerschool De Teunisbloem. 

Ook in de 20e eeuw bleef de Elyzeese Velden haar karakter als verbindingsweg behouden en kwamen er organisaties en bedrijven terecht voor wie de unieke combinatie van bereikbaarheid en geborgenheid een grote troef was, zoals melkfabriek Flandria, Tele-Onthaal en CAW De Schelp, het boeddhistisch trainingscentrum Zen Sangha, middelbare stadsschool Toren van Babel, islamitisch centrum Al Markaz Attarbawi, de Honda Garage, en verder ook een swingersclub en een discotheek. Op het water treffen we ook nog percussieschool Basboot en Ecohostel Andromeda. 

Omgeven door: Palinghuizen, Gulden Vliesstraat, Bargiekaai, Brugse Vaart 

Links: Bewaard gevelsteentje van het klooster van de Dochters van Liefde aan de Elyzeese Velden, 2020. Collectie: Katelijne Tijsebaert, De Vierkante Kilometer, STAM.
Rechts: De Elyzeese Velden, winter 2000. Collectie De Belder-Verfaillie, De Vierkante Kilometer, STAM.

5. Duizend Vuren: aan de poort 

Volgens de grenzen die Stad Gent rond de wijken trekt, is de Noordstraat deel van het Rabot, maar de bordjes aan de tram- en bushokjes vertellen iets anders: dit is ‘Halte Brugsepoort’. Vandaag is de Noordstraat misschien figuurlijk een eiland, maar tot 1860 was ze dat ook letterlijk: een klein verstevigd fortje omringd door water, met een massieve stadspoort in het midden: de Brugse Poort. 

Nadat het poortgebouw was afgebroken en het water errond gedempt, bleef het terrein een geliefde pitstop voor passanten, met illustere handelaars zoals Delhaize Frères, Cinema City, Koloniale Waren De Neve, Snoecks Uitgeverij en uiteraard de roemruchte kachelwinkel Duizend Vuren, waar dit buurtje haar bijnaam aan dankt. 

De Noordstraat, ca 1990. Collectie Rebecca Vangestel, De Vierkante Kilometer, STAM.

Zoals alle drukke winkelstraten aan de rand van de stad, moest ook de Noordstraat in de jaren 1970 het loodje leggen tegenover Koning Auto, die de klanten in de armen van de groothandelaars dreef. Dankzij haar centrale ligging, lage huurprijzen en goede bereikbaarheid herleefde de Noordstraat als ontmoetingscentrum voor verschillende migrantenverenigingen en -netwerken. Zo passeerden onder meer een Tunesische hamam, het centraal café van Joegoslavische Turken, een kantoor van de eerste Bosnische vereniging en even verder ook nog het (eerder informele) Klein Senegal de revue. Ook nu blijft dit eiland vooral als tussenstop fungeren, met veel verhuisbewegingen, zowel bij de bewoners als de winkeliers. Alleen Frituur De Bargie en Turkse winkel Papatya (sinds 1993) blijven bestaan. 

Omgeven door: Begijnhoflaan, Bargiekaai 

6. Griendeplein: blokken naast ’t Rabot 

Drie scheve dozen achter een protserig overwinningstorentje: net geen halve eeuw lang hét symbool van post-industriële smakeloosheid en het anti-vlaggenschip van de wijk. Sinds in 2013 bekend werd gemaakt dat de torens zouden worden afgebroken en half interviewend Gent er over de vloer ging, is de kat uit de zak: de torens hebben nooit écht in het Rabot gelegen, maar altijd ernaast. Hebben de Rabotiens de blokbewoners nooit aanvaard als wijkgenoten of wilden de blokbewoners zich niet integreren in de wijk beneden? Een kwestie van kip of ei. Maar in elk geval bleef daardoor een oude breuklijn bestaan. Aan het Griendeplein lag voor 1971 immers het Rabotstation: een groot goederenstation met een klein personenstationnetje ernaast. 

Met de omvorming van de oude Loutexfabriek tot de blinkende technologiecampus van Odisee en de omvorming van de verwilderde stationsterreinen tot het blinkende Justitiepaleis, was het lot van de iconische blokken bezegeld. Ondertussen zijn ze helemaal afgebroken en worden ze vervangen door blokken die (nu ja, wat zullen we erover zeggen?) minder hoog zijn. 

Het Griendeplein zelf blijft echter wat het altijd is geweest: een wachtplaats. Toen het plein nog een echt plein was, was dit de plaats waar de arbeiders hun eerste pint van de dag kwamen drinken in één van de vele cafés en hun laatste voor ze terug op de tram, trein of bus richting huis stapten. Die cafés zijn vandaag bijna allemaal verdwenen, maar drukke chaos is er nog steeds in overvloed. 

Omgeven door: Justitiepaleis, Odissee, Filips van Cleeflaan, Begijnhoflaan 

Links: Bouw van de eerste van drie woontorens aan de Filips Van Cleeflaan, 1971. Collectie Eva Vens, De Vierkante Kilometer, STAM.
Rechts: De torens naast het Rabot, gezien vanuit de Jozef II-straat, ca 2000. Collectie Fatih De Vos, De Vierkante Kilometer, STAM.

7. Graantjeswijk: ‘t Rabot van vroeger 

Dat het Justitiepaleis in Gent (toepasselijk) aan de Opgeëistenlaan ligt, heeft alles te maken met de Eerste Wereldoorlog. In 1916 werden opgeroepen dwangarbeiders bijeen gebracht in de fabriek van de Hemptinne en aan de overkant van de straat (in het Rabotstation) op transport gezet. Voor de naam veranderde, associeerden de Gentenaars dit stukje van het Rabot maar met één ding: muren. 

Aan de ene kant van de Opgeëistenlaan stonden hoge stationsmuren, aan de andere kant dikke fabrieksmuren, waar het geratel van de weef- en spintoestellen moeiteloos doordrong tot op straat. Nog voor 1860 had zich aan deze kant al een industriepark van formaat ontwikkeld, met tussen de mastodonten van fabrieken ingepropt: een miniscuul arbeiderswijkje van vier parallelle straatjes (Tarwestraat, Kluizenaarstraat, Meelstraat, Gerststraat) tussen de Molenaarstraat en de Kolveniersgang: de ‘graantjeswijk’. Voor het gebied rond de Wondelgemstraat werd aangelegd, was dit de enige echte Rabotwijk en zelfs tot de jaren 1980 noemden de inwoners zichzelf Rabotiens. Ondertussen is het Rabotgevoel er wel grotendeels verdwenen en daar zit de Opgeëistenlaan (letterlijk) voor iets tussen. Nadat de fabrieken en het station verdwenen, werd de laan in 1985 omgebouwd tot een viervaksbaan. De buurt kwam in protest tegen de nieuwe dodenweg, temeer omdat alle kinderen uit de buurt er ‘s morgens moesten oversteken op weg naar school (er waren toen aan de kant van de Sint-Jozefkerk geen scholen in de wijk). 

In de jaren 1990 werden de verlaten textielfabrieken langs de Opgeëistenlaan stelselmatig herbestemd: La Linière Gantoise werd Rabotvins, NV Florida werd omgevormd tot lofts, achter de Hemptinne verrees een socialewoningencomplex en kmo-zone en de directeurswoning werd een designwinkel. 

Omgeven door: Sint-Antoniuskaai, Molenaarstraat, Opgeëistenlaan 

Links: Christine en Nelly De Vriendt voor de winkel van hun vader in de Tarwestraat, 1968. Collectie Sofie Stevens, De Vierkante Kilometer, STAM.
Rechts: Folder voor de protestactie tegen ‘Een Nieuwe Dodenweg’, 1985. Collectie DSMG.

8. Blaisantvest: ’t Fortje van Maria Goretti 

Van alle eilandjes van het Rabot maakt Blaisantvest wellicht het meest aanspraak op de titel van aparte buurt. Hoewel er maar 1500 mensen wonen op het korte stukje tussen het Neuseplein en de Tondeliersite, heeft het eiland als buurt een aantal troeven op zak: een eigen kerk, een eigen school, een eigen slagerij-van-weleer (Stadius), een unieke winkelzaak (ISSO-bouw) en een eigen ALDI. Maar bovenal heeft dit stukje een eigen verleden. 

Nadat de Verbindingsvaart in 1863 getrokken werd, duurde het niet lang voor de fabrieksbazen aan de overkant van de Blaisantvest hun oog op dit smalle schiereilandje lieten vallen. Er verrees een arbeiderswijk met een beluik (’t fortje’) , waar in 1877 de eerste steen werd gelegd van de roemruchte liberale werkmanskring De Vrijheidsliefde. Door de aanleg van het station en de gasfabriek werd het schiereiland afgesloten van de Rabotwijk en ontwikkelde het zich steeds meer tot een eiland . Zodanig zelfs dat er in 1958 een eigen kerk werd opgericht: de iconische Expo-58 Maria Gorettikerk. 

Links: Het beluik ‘t Fortje in 1958. Collectie Blaisantkerk, De Vierkante Kilometer, STAM.
Rechts: Brugje over de Blaisantvest naar La Linière Gantoise, ca 1950. Collectie Blaisantkerk, De Vierkante Kilometer, STAM.

Het wijkgebeuren kwam zo sterk tot bloei dat er in de jaren 1950 ook een eigen dekenij werd opgericht en het buurtschooltje floreerde. Maar dat was voor de fabrieken verdwenen, de schippers weg bleven en de buurt langzaamaan leeg liep. Het tij keerde midden jaren 1980, toen een tweede golf van Turkse inwijkelingen de vervallen huizen opkocht en opknapte. Het sociale epicentrum van het eiland verschoof in die periode van de kerk naar het gebouw ernaast: de intussen verlaten school van de Kaprijkestraat die werd omgevormd tot Gentse Integratiedienst, in de volksmond beter bekend als ‘Het Bureau van Maurice’, naar de roemruchte integratiepionier Maurice Maréchal die er consultatie hield . De lokale jeugd verenigde zich in de jaren 1990 in een lokale voetbalploeg, Özburun vzw, genoemd naar het dorp waar de meerderheid van de Turkse Rabotiens aan deze kant van de sporen van afkomstig was. 

Tot 2006 behoorde Blaisantvest overigens officieel tot de wijk Tolhuis. Behalve voor de sporadische inter-eilandelijke voetbalmatch op het braakliggend spoorwegterrein of de occasionele winkelwandelmiddag in de Wondelgemstraat, bewogen de bewoners van Blaisantvest zich zelden naar de Rabotwijk. Maar nu de fysieke kloof tussen beide wijkdelen is opgevuld met het Rabotpark, een nieuw tussenwijkje wordt opgebouwd en zelfs een ondergrondse verbinding is gelegd in Minus One, is de laatste ‘brug naar het Rabot’ mogelijk gelegd. Of zou het water van de Lieve die hier onder de grond loopt, toch te diep zijn? 

Omgeven door: Gaardeniersbrug, Gasmeterlaan, Blaisantvest

Links: Tapijten wassen op de binnenplaats van de Integratiedienst, ca 1993. Collectie Rebecca Vangestel, De Vierkante Kilometer, STAM. 
Rechts: Voorzitter van Özburun vzw, Saban Gök, ca 1980. Collectie Saban Gök, Blijven Plakken, Amsab-ISG.

Een archipel met acht eilanden 

Acht buurten in één wijk. En dat is nog niet eens overdreven. Binnen die buurten lopen immers nog meer breuklijnen: over de parkings van de sociale woonblokken, dwars door de Wondelgemstraat, tussen tram- en bushaltes in. De breuklijnen die we vandaag zien, zijn niet tijdelijk, maar hebben diepe historische wortels. Nu een van de laatste fysieke barrières wordt omgevormd tot een brug: zal deze wijk dan toch een buurt worden? 

Hoewel de twee termen gretig door elkaar gegooid worden, is er een fundamenteel verschil tussen een ‘wijk’ en een ‘buurt’. Een wijk is een administratieve zone en een buurt is een lokale gemeenschap. In werkelijkheid vallen ze zelden samen. Dat heeft niet alleen met breuklijnen te maken, maar evenzeer met de ruimere context van stedelijk samenleven in de 21ste eeuw. En ook daar is het Rabot een mooi voorbeeld van.

Wonen in de transitwijk 

Als je weet dat zeventig procent van de bevolking hier om de vijf jaar verhuist, kan je moeilijk spreken van een lokale buurtgemeenschap. Voor de meerderheid van de bewoners is het Rabot een tijdelijke halte. De reden waarom ze hier halt houden is bovendien erg divers: het zijn studenten die bleven plakken, slimme investeerders die een opportuniteit zagen, opstappers en afstappers, aangestranden en even-naar-adem-happenden, gentrificeerders en weldoeners die het verschil willen maken. De dertig procent standvastigen bestaan voor het grootste deel uit geboren-en-getogen Turkse Rabotiens die, naast de Vlaamse gepensioneerde textiliens, wat stabiliteit in de buurt houden. 

Tussen nieuw- en oudkomers bestaan tal van netwerken die zich niet meteen in de ruimte vertalen. Nog niet zo lang geleden traden de vele onzichtbare gemeenschappen van de wijk op geregelde tijdstippen collectief in de openbaarheid: dan liepen alle katholieken van de wijk in processie door de straten, maakten de handelaars samen uithangborden, galmde Turkse muziek door de straten of deelden de ‘rooien’ meiklokjes uit. Vandaag is het allemaal wat subtieler: alleen voor het voetbal worden de vlaggen nog wel eens van zolder gehaald. En hier en daar geven mensen via een bescheiden beeldje achter het raam, een kenmerkende plant in de geveltuin of een poster aan de deur een hint van de lokale gemeenschap waarmee ze zich verbonden voelen.

Gebuurten 

Maar hoe fluïde de lokale gemeenschappen zijn en hoeveel er ook geïnvesteerd is om de sociale cohesie in de buurt te laten groeien, nog wonen de Rabotiens op eilandjes. Daarmee zijn ze niet alleen tegendraads, maar houden ze (onbewust) ook een Gentse traditie in stand, want in de Arteveldestad kenden we zeker al sinds de 14e eeuw het fenomeen van de ‘gebuurten’. Net zoals de eilandjes van het Rabot, waren de ‘gebuurten’ doorgaans klein: meestal maar een drietal straten. In elk geval kleiner dan wat vandaag voor een ‘buurt’ moet doorgaan. De gebuurten waren niet alleen solidariteitsnetwerkjes, los van kerk of staat, ze namen ook bepaalde formele taken op, zoals de nachtwacht of afvalopruiming. In 1804 waren er in Gent niet minder dan 238 ‘gebuurten’ actief in Gent. Na de eerste wereldoorlog vielen die steeds meer samen met de dekenijen en verloren ze hun functie, maar tot halverwege de jaren 1950 gingen hier en daar nog gebuurtefeesten door. Dat was ondermeer het geval aan de Palinghuizen en Blaisantvest. 

De gelijkenis tussen de eilandjes van het Rabot en de gebuurten van weleer is treffend. Heel vaak hadden de gebuurten, net als de eilandjes in het Rabot, duidelijke fysieke grenzen. Ze hadden ongeveer dezelfde grootte en dezelfde functie. Ik zou niet zo ver gaan om te zeggen dat ze een verderzetting zijn van die oude netwerken, maar het is op zijn minst opvallend dat zelfs de nieuwste nieuwkomers zich vooral met eilandjes identificeren en minder met de wijk in zijn geheel. Meer zelfs: hoe korter mensen op een plaats verblijven, hoe kleiner de cirkel is die ze rond hun huis trekken. 

Sinds de jaren 1990 is de aandacht voor de buurten van Gent extreem toegenomen. Politici, onderzoekers, sociaal werkers en planologen hebben de grenzen, namen en visies op ‘wijken’, ‘gebieden’ en ‘sectoren’ meermaals bijgesteld. Maar wordt het ook geen tijd om onze schaal bij te stellen? Is ons concept van ‘de buurt’ als leefomgeving niet gedateerd in deze 21e eeuw van migratie? Zijn de gebuurten terug van weggeweest?    

Vaandel van het wijkfeest Maria Goretti-buurt aan de Blaisantvest, 1950. Collectie Blaisantkerk, De Vierkante Kilometer, STAM.

Een straat is een muur 

Met ‘Bruggen naar Rabot’ zijn fysieke kloven gedicht, maar daarmee zijn de historische breuklijnen tussen de eilanden in de wijk niet verdwenen. Nog steeds bakent een mens zijn territorium af aan de hand van fysieke herkenningspunten. “Waar woon je?”: in de afgelopen jaren heb ik honderden mensen in Gent die vraag gesteld. Het Rabot is een interessant geval. Als mensen zeggen dat ze ‘op het Rabot’ wonen, wonen ze bijna altijd rond de Wondelgemstraat. Maar als ze zeggen dat ze ‘aan het Rabot’ wonen, bedoelen ze meestal dat ze in de buurt van het monument wonen. Die manier van verwijzen naar je woonplaats sluit aan bij de oude manier van wegwijzen: in de middeleeuwen vonden de mensen hun weg in de stad immers niet aan de hand van straatnamen of afgebakende wijken, maar aan de hand van herkenningspunten: Bij Sint-Jacobs, Achter-sikkel, Onder-bergen. 

Aan de gashouders? 

Meer dan honderd jaar lang stonden ze als reusachtige splijtzwammen tussen de Blaisantvest en de Rabotwijk in. Als symbool zijn ze daarmee misschien weinig verbindend, maar juist vanuit dat verleden als grenspaal kunnen ze vandaag een nieuwe betekenis krijgen voor de wijk. Zoals de Rabottorentjes ooit de grens van de stad aanduidden en vandaag hét centrale herkenningspunt zijn voor alle gebuurten in de wijk. Zo kunnen de gashouders van een diepe kloof uitgroeien tot een prachtige brug. En een brug komt op een archipel altijd van pas. 

Twee vrienden aan de gashouders (ca. 2005). Collectie Rebecca Vangestel, De Vierkante Kilometer.

Het verhaal van ‘Rabot OR NOT’ werd mogelijk gemaakt dankzij het STAM en de enthousiaste medewerking van herinneraars Sanju Dharan, Semsi Bagseven, Bilal Alci, Thierry Robesyn, Fatih De Vos, Philippe Demeyer, Lieve De Mey, Sofie Stevens, Osman Özdemir, Fatma Saouti, Nathalie Gijsemberg, Fatma Bagseven, Kalifa Diaby, Ismaïl Cantürk, Rebecca Vangestel, Agnes Van Camp, Katrien De Smet en Neslihan Dogan. Het verhaal kwam tot stand aan de hand van interviews met wijkbewoners en experten, aangevuld met archiefmateriaal (voornamelijk afkomstig uit het DSMG) en literatuurstudie. 

Wil je weten welke andere vijf geschiedenissen in het Rabot naar boven kwamen? Vanaf april 2022 wordt in het STAM een tipje van de sluier gelicht. 

Volg De Vierkante Kilometer op Instagram via #devierkantekilometer en via de website van het STAM. 

Verhalen uit de collectie

De gasfabrieken van Gent
Eeuwenlang behelpt de mens zich met kaarsen en olielampen om het natuurlijke dag- en nachtritme naar zijn hand te...
lees meer
Het productieproces van...
Lichtgas of stadsgas wordt geproduceerd door steenkool te verhitten zonder dat er zuurstof bij kan komen. Het gas...
lees meer
Tondelier: twee Gentse...
Middenin de Gentse buurt Rabot ontstaat anno 2021 een volledig nieuw stadsdeel: de Tondelierwijk. Een groene long...
lees meer

Meer uit deze collectie...

blijf op de hoogte

SCHRIJF JE IN OP DE NIEUWSBRIEF