menu
 
NIEUW // EXPO PLASTIC FANTASTIC?
Lieven Bauwens: ondernemer en spion

Lieven Bauwens: ondernemer en spion

Aan het einde van de 18e eeuw ontdekt Gentenaar Lieven Bauwens dat in Engeland de Mule Jenny gebruikt wordt om katoen te spinnen. Hij laat zo’n machine naar het vasteland smokkelen en richt fabrieken op, eerst in Passy (Parijs) en kort daarna in Gent. ‘J’ai crée un second Manchester’, zegt hij er in 1803 zelf over. Een geniaal zakenman of een gewiekst zakkenvuller die zijn werkvolk uitbuitte? De ondernemer en ‘zijn’ Mule Jenny hebben alleszins hun plek veroverd in de geschiedenisboeken én het Industriemuseum.


KATOEN WORDT KONING

Tot eind 18e eeuw is katoen zo goed als onbekend in Europa. Mensen kleden zich in wol en linnen. Vanaf 1750 worden de ‘Indiennes’ - Indische katoenen stofjes - razend populair in Gent. Katoen zou de komende eeuwen de wereldeconomie grondig bepalen. Het is de motor van de industriële revolutie, die begint in Engeland. Goedkoop katoen, verbouwd met slavenarbeid in Amerika, wordt er in nieuwe fabrieken gesponnen. Technische innovaties, nieuwe machines en stoomkracht moeten de productie opdrijven.

De industriële revolutie sijpelt al snel door naar andere delen van Europa. Ondernemers, bestuurders, ambtenaren en geleerden houden de Engelse katoenindustrie nauwlettend in de gaten. Lieven Bauwens reist in 1798 en 1799 wel tweeëndertig keer naar Engeland om zich de nieuwe werkwijzen eigen te maken. 

SMOKKELAVONTUUR

Bauwens komt zelf uit een leerlooiersfamilie, maar voelt de grote betekenis van de mechanisering in de textielindustrie aan. De Britse overheid had in 1774 de uitvoer van nieuwe textielmachines verboden. Ook de emigratie van ambachtslui en arbeiders was onwettig. Lieven Bauwens smokkelt in 1798 enkele onderdelen van een mechanische katoenspinnerij en de fameuze ‘Mule Jenny’ naar het vasteland. Met een list koopt hij ook enkele Britse technici en werklieden om. 

Portret van Lieven Bauwens, lithografie. © Archief Gent

DE EERSTE FABRIEKEN

Als aanhanger van de Franse bezetter, is Lieven Bauwens niet zo populair in zijn thuisstad Gent. Daarom wijkt hij voor de opbouw van zijn eerste katoenspinnerij uit naar Passy bij Parijs. Daar blijft hij ook meer uit de greep van de Engelse overheid. Na de reconstructie van de Mule Jenny, begint hij met het produceren ervan in serie. De eersten worden in Passy gemaakt en gebruikt. In januari 1801 krijgen de gebroeders Bauwens de toelating om de gedetineerden van de centrale gevangenis van Gent voor hen te laten werken. Ook daar installeert Lieven Bauwens een atelier met Mule Jennies

Dwarsdoorsnede van de katoenspinnerij van Lieven Bauwens in het voormalige Kartuizerklooster, aquarel, 1804. © Archief Gent.

Affiche ter gelegenheid van de oprichting van Bauwens’ spinnerij in het Norbertijnenklooster in Drongen, 1804. © Archief Gent.

HET WERKVOLK VAN LIEVEN BAUWENS 

De arbeiders en vaktechnici zijn volledig onderworpen aan de willekeur en regels van hun baas. Van de fabriek in Passy is een werkhuisreglement bewaard. Arbeiders zijn verplicht een bepaalde hoeveelheid draad te spinnen. Spinnen ze meer, dan krijgen ze een premie. Spinnen ze minder, dan wordt een bedrag van hun loon afgehouden. Bauwens is maar geïnteresseerd in één zaak: de productie opdrijven om zoveel mogelijk winst te vergaren. Hij gebruikt ook een systeem van boetes en premies.

Werkhuisreglement voor de fabriek in Passy, ca. 1800. © Archief Gent.

GEVANGENISARBEID

In 1801 doen Lieven Bauwens en zijn broer Frans een geniale zet. Ze dopen de Gentse gevangenis om tot een textielfabriek. In één klap hebben ze honderden goedkope arbeiders in dienst. De gevangenen spinnen, weven en maken onderdelen voor spinmachines. De lonen bedragen maar een fractie van wat een vrije arbeider verdient. Gevangenisarbeid is geen nieuwigheid. Ook elders worden gevangenen aan het werk gezet. De meningen zijn verdeeld. Gaat het om een blijk van liefdadigheid en is het een nuttig tijdverdrijf voor de gevangenen? Of is er sprake van pure uitbuiting en oneerlijke concurrentie?

Al in de 17e eeuw zet men de gevangenen aan het werk gezet om brazielhout te raspen. Het dient als rode kleurstof om textiel en bewerkt leer te verven. Vandaar de naam ‘rasphuis’. Het Rasphuis en Ekkergem, gezien vanaf de Krijgsgasthuisstraat, aquarel, Jean-Baptiste Joseph Wynantz, 1820-1823. © Archief Gent

DE BEGINNENDE TEXTIELINDUSTRIE: HOOGTES EN LAAGTES 

Anderen treden algauw in zijn voetsporen. Tien jaar laten werken meer dan 10.000 arbeiders in de Gentse katoenindustrie. Tijdens de Napoleontische oorlogen krijgt de jonge industrie klappen. Bij de overgang van Frans naar Hollands bewind in 1814-1815 staat de economie bijna helemaal stil. De Engelse concurrentie is moordend. Met de steun van de Hollandse regering komen de bedrijven er langzaamaan terug bovenop. Lieven Bauwens is op dat moment al failliet. 

HELD OF SCHURK?

Een geniaal zakenman en groot weldoener? Of een gewiekst zakkenvuller die zijn werkvolk uitbuitte? Doorheen de geschiedenis wordt Lieven Bauwens vereerd en verguisd. In de ‘vaderlandse geschiedschrijving’ aan het eind van de 19de eeuw krijgt Bauwens het statuut van nationale held. Biografen steken de loftrompet. In de tweede helft van de 20ste eeuw plaatst nieuw historisch onderzoek verschillende kanttekeningen. De ondernemer en ‘zijn’Mule Jenny’ hebben hun plek veroverd in de geschiedenisboeken en het museum. 

Verhalen uit de collectie

De twijnmolen
De mens heeft altijd al gezocht naar hulpmiddelen om handelingen te vereenvoudigen of zware lasten en taken lichter...
lees meer
De Mule Jenny doorgelicht
Spinnen is het rekken en torsen van vezels om ze om te vormen tot draad. Manueel draadspinnen is enorm tijdrovend....
lees meer
Topstukken grondig onderzocht
Tussen 2020 en 2022 werden de twee topstukken van het museum, de Mule Jenny en de Twijnmolen die al meer dan honderd...
lees meer

Meer uit deze collectie...

blijf op de hoogte

SCHRIJF JE IN OP DE NIEUWSBRIEF