De laatste telefooncel
Telefoneren is gedurende lange tijd een privilege voor de gefortuneerde ‘happy few’ zoals notarissen, dokters en bedrijfsleiders. Zo telt Mechelen in 1891 slechts 62 abonnees.
In 1932 installeert de Regie voor Telegraaf en Telefoon (RTT) echter de eerste 69 openbare telefooncellen in de publieke zalen van haar kantoren te Brussel, Gent, Antwerpen en Luik. De toestellen werken op muntstukken van 10 cent en kunnen enkel voor zonale oproepen worden gebruikt. De eerste buitencellen komen pas later, naar aanleiding van de Brusselse wereldtentoonstelling in 1958.
Met de invoering van de Telecard behaalt de RTT in 1977 een wereldprimeur. Voortaan kan je telefoneren zonder klein geld, waardoor het voor vandalen ook niet langer interessant is om de toestellen open te breken. Het aantal publieke telefooncellen blijft stijgen tot het jaar 2000. België telt er op dat ogenblik 18.437. De doorbraak van de gsm zorgt voor een fikse daling in het gebruik van de publieke telefoon. Belgacom, opvolger van de RTT, neemt de minst gebruikte cellen geleidelijk aan weg. In 2006 staan er nog 11.500 exemplaren in het straatbeeld, in april 2012 nog iets meer dan 5000.
De laatste Belgische telefooncel wordt symbolisch verwijderd op 1 juni 2015. Het Industriemuseum beschikt dankzij de medewerking van Belgacom over twee telefooncellen. Het oudste exemplaar dateert vermoedelijk van de jaren 1950 en stond opgesteld in de ingang van het Leuvense gerechtsgebouw. Het tweede exemplaar dateert uit 1983.