Van letterzetter tot grafisch ontwerper
Voor een tekst gedrukt kan worden, gaat er een heel proces aan vooraf. Vandaag noemen we dit de prepress en is de computer het belangrijkste werkinstrument. Maar tot enkele decennia geleden vormen zetterijen, uitgerust met letterkasten met loden handletters en zetmachines, belangrijke aparte entiteiten in de grafische industrie.
In de westerse wereld wordt de Duitse drukker Johannes Gutenberg rond 1450 gezien als de uitvinder van het zetten van teksten met losse loden letters. Hij dankt er zijn faam als ‘vader van de boekdrukkunst’ aan. De drukkunst zelf bestaat al langer, maar tot dan wordt elke pagina tekst afzonderlijk uitgesneden uit een houtblok. Dit gaat moeizaam en voor correcties moet het hele blok opnieuw gesneden worden. Losse letters bieden de oplossing. Vooral het feit dat de letters na het drukken opnieuw gebruikt kunnen worden om een nieuwe tekst samen te stellen, is revolutionair.
Tot het begin van de 20e eeuw gaat het er in de zetterij als volgt aan toe: de zetter staat aan zijn zetbok en neemt de letters en leestekens één voor één uit een letterkast. Zo stelt hij letter per letter, regel per regel, de tekst samen. De tekstregels worden vervolgens opgemaakt tot pagina’s en klaargemaakt om af te drukken. Nadien worden de letters terug verdeeld over de vakjes in de letterkast. Dit heet distribueren, een saai klusje dat meestal aan leerjongens wordt overgelaten. Deze manier van werken vereist een groot aantal zetters voor het voeden van één drukpers, zeker wanneer er steeds snellere persen op de markt komen.
Uitvinders zoeken daarom lang naar een manier om het zetten van de letters te mechaniseren. Vooral de distributie van de letters na het drukken blijkt een ingewikkelde techniek. De Amerikaanse Linotype van Ottmar Mergenthaler, oorspronkelijk een horlogemaker van Duitse afkomst, is de eerste succesvolle zetmachine. Ze komt in 1886 op de markt en overvleugelt al gauw de concurrentie.
De machine bevat geen letters maar matrijzen, kleine gietvormen waarin het letterteken in negatief gegraveerd is. Door de letters aan te slaan op het toetsenbord vallen de matrijzen uit het magazijn naar beneden. De matrijzen komen samen en er wordt vloeibaar lood in gespoten, zodat er een volledige tekstregel in eens wordt gevormd. Vervolgens brengt een distributiemechanisme de matrijzen weer naar hun plaats. Eén Linotype vervangt zo het werk van ongeveer vijf handzetters.
Aan het einde van de 19e eeuw zijn het vooral de krantendrukkerijen die baat hebben bij deze efficiëntiewinst. Zij beschikken bovendien over het nodige kapitaal voor de aankoop van zetmachines.
Linotype zetmachines in Drukkerij SM Het Licht, 1955. Collectie Amsab-Instituut voor Sociale Geschiedenis
De introductie van zetmachines verloopt echter niet zonder slag of stoot. De letterzetters zijn bij de eersten in België om zich te verenigen in goed georganiseerde mutualiteiten en vakbonden. Zo wordt al in 1820 de Brusselse Société Typographique de Secours Mutuels opgericht. Wanneer zetmachines hun werk dreigen over te nemen, gaan de typografische vakbonden in protest. Ze eisen dat de bediening van de machines wordt voorbehouden aan hun eigen leden, erkende zetters. Met stakingen halen ze hun slag thuis.
In de Gentse drukkerij Hoste, waar in die tijd de krant Het Laatste Nieuws gedrukt wordt, breekt zo’n staking uit. Het motief wordt als volgt beschreven in ‘De Drukpers, Officieel orgaan van de Stedelijke Federatie van de Boek- en Druknijverheid van Gent’, van 15 januari 1908:
Nu had Hoste het in het hoofd gekregen zetmachienen te plaatsen en in plaats van daar gezellen van het werkhuis aan te stellen vond hij niets beters dan aan de beroepsschool voor meisjes, leerlingen te vragen om die machienen te bewerken.
De zetmachines worden niettemin een groot succes. Ongeveer gelijktijdig met de Linotype ziet een ander type zetmachine het licht. In 1887 vindt de Amerikaan Tolbert Lanston de Monotype uit, een machine die losse loden letters giet. Ze bestaat uit een gietmachine en een apart klavier met ponsapparaat. De zetter slaat op het klavier de letters aan, waardoor met perslucht in een ponsband gaatjes worden gemaakt. Die ponsband stuurt een matrijzenraam in de gietmachine aan, waardoor losse loden letters worden gegoten. Bovendien komt in 1913, na het vervallen van het patent op de succesvolle Linotype, een nagenoeg identieke regelzetmachine op de markt onder de naam Intertype.
Een ponser aan het werk in de drukkerij van Het Laatste Nieuws in Brussel, ca. jaren 1970
Tot de jaren 1970 blijven dergelijke zetmachines courant. Maar na een lange periode zonder noemenswaardige vernieuwing is er opnieuw verandering op til. Hand in hand met de doorbraak van offset als nieuwe druktechniek, maakt het lood in de zetterij plaats voor fotografische methoden. In plaats van loden letters te gieten, maakt fotozetapparatuur gebruik van een lichtgevoelige film. In de machine wordt een doorzichtige film of glazen schijf geplaatst die de tekens in het gewenste lettertype bevat. Een lichtbundel projecteert de geselecteerde tekens op een papier met lichtgevoelige laag. Dit wordt ontwikkeld, zodat de tekst op het papier staat. Met deze tekst wordt verder aan de slag gegaan voor de opmaak of lay-out van een pagina.
De eerste fotozetapparatuur werkt zonder scherm, de zetter typt dus blind. Later komen er toestellen op de markt met een scherm waarop de tekst en opmaakcodes te zien zijn.
Het werk in de grafische sector verandert hierdoor radicaal. De letterzetters en linotypisten moeten leren werken met ponsmachines en fotozetapparatuur. Ze volgen lessen dactylo om het nieuwe klavier onder de knie te krijgen. Het werk wordt lichter door het verdwijnen van het lood en zwarte handen krijgen ze er ook niet meer van. Het statuut van de werknemers verandert mee, van overwegend arbeiders naar een steeds groeiend aandeel bedienden.
Daniël De Ridder begon in 1969 te werken voor het Dagblad Vooruit. Hij werkte zich op van hulpje in de zetterij tot opmaker. Daniël maakte de technologische evoluties in de grafische sector mee vanop de eerste rij, van het “oubollige lood tot de moderne Macs”. Interview met Daniël De Ridder, Gent, 29 november 2017. Collectie Industriemuseum, AU00006-002.
De economische crisis in de jaren 1970 en de steeds verdergaande technische innovaties doen de tewerkstelling in de sector dalen. Vanaf het midden van de jaren 1980 komen de eerste computers op in de grafische industrie. Met de Macintosh van Apple ontstaat er een totaal nieuwe manier om drukwerk te ontwerpen. Door de computer uit te rusten met een grafische kaart doet het concept WYSIWYG (what you see is what you get) zijn intrede: in plaats van enkel een reeks opmaakcodes, wordt het ontwerp direct zichtbaar op het computerscherm. Samen met de programmeertaal PostScript van Adobe en opmaaksoftware zoals PageMaker verloopt uiteindelijk de hele prepress digitaal. De relatief eenvoudige apparatuur komt binnen handbereik van de grote massa.
Raf Balthazar baat tussen 1986 en 2005 een zelfstandige zetterij uit. Met zijn fotozetapparatuur verzorgt hij het zetten en opmaken van teksten in opdracht van drukkerijen. Interview met Raf Balthazar, Gent, 24 januari 2018. Collectie Industriemuseum, AU00006-006.
De opmaak van een krantenpagina op een Macintosh met beeldscherm in de prepressafdeling van de drukkerij van Het Laatste Nieuws in Brussel, jaren 1990.
Chris Schoonejans werkt 20 jaar in de grafische industrie en vervolgens nog eens twee decennia als leraar aan het Hoger Instituut voor Grafisch Onderwijs (HIGRO). In die tijd ziet hij de sector ingrijpend veranderen. Interview met Chris Schoonejans, Melle, 15 december 2017. Collectie Industriemuseum, AU00006-004.
Sinds de komst van computers met eenvoudige opmaakprogramma’s ontwerpen we zelf onze nieuwjaarswensen, visitekaartjes en wijnetiketten. We uploaden vakantiefoto’s, zetten er tekst bij in een zelf gekozen lettertype en laten een fotoboek printen. Met enkele muisklikken bestellen we allerhande drukwerk. Zijn we vandaag allemaal grafisch ontwerper?