Druktechnieken
Drukwerk: we kunnen niet zonder. Al eeuwenlang rollen boeken, affiches en kaartjes van de pers. Steeds sneller, steeds meer. Als drager van kennis, informatie en reclame of als aandenken aan een speciale gelegenheid. Vandaag leven we meer dan ooit in een multimediale wereld. Online advertenties, sociale media, websites: de communicatiemiddelen lijken eindeloos. En toch wordt er ook nu nog heel wat gedrukt.
Drukken is in essentie een middel om tekst en beeld te vermenigvuldigen. Doorheen de eeuwen worden hiervoor verschillende technieken gebruikt. Het uitzicht, de mogelijkheden, de kwaliteit en de snelheid mogen dan wel verschillen van techniek tot techniek. Maar voor elk ervan zijn steeds dezelfde vier basiselementen nodig: de drukvorm die het af te drukken beeld draagt, het te bedrukken materiaal zoals papier, de inkt en de drukkracht of het drukprocédé. In dit artikel maak je achtereenvolgens kennis met hoogdruk, diepdruk, steendruk, offset, zeefdruk en digitale druktechnieken.
HOOGDRUK
De oudste druktechniek is de hoogdruk, ook wel typo genoemd. Het eenvoudigste voorbeeld van hoogdruk is een stempel. Om de drukvorm te maken, haal je de delen die geen inkt mogen krijgen weg, bijvoorbeeld door ze uit te snijden, te frezen of te gutsen. Wat overblijft, ligt hoger en dient om te drukken. Door deze hogere stukken in te inkten en er een blad papier tegen te drukken, ontstaat de afdruk. Die vormt het spiegelbeeld van de drukvorm en laat een voelbaar reliëf achter in het papier, een ‘moet’ in drukkersjargon. Rond de in hoogdruk afgedrukte letters kan je met een vergrootglas een kraalrand waarnemen, puntjes overtollige inkt die door de grote druk buiten de rand van de drukvorm geperst worden.
De eerste boeken worden in hoogdruk gedrukt, simpelweg door uit een houtblok ter grootte van een pagina - in spiegelschrift - de tekst uit te snijden. Zulke boeken worden blokboeken genoemd. Het uitsnijden van fijne letters verloopt moeizaam en daarom is de uitvinding van losse, in lood gegoten letters zo’n belangrijke verbetering. Voor illustraties en artistieke toepassingen blijven houtsnedes en houtgravures wel in trek. Wordt het beeld uit een vel linoleum gesneden, dan spreken we van een linosnede.
Moderne drukplaten voor hoogdruk hebben een laag fotopolymeer, een lichtgevoelig materiaal waar het af te drukken beeld doorheen een film op belicht wordt. In de verpakkingsindustrie wordt deze methode toegepast onder de vorm van flexodruk, waarbij gebruik gemaakt wordt van flexibele drukvormen. Voor het drukken van tekst is hoogdruk zo goed als helemaal passé. Offset en digitale printtechnieken nemen tegenwoordig veruit de bovenhand.
Houtsnede is een relatief eenvoudige techniek die tot en met de 19e eeuw gebruikt wordt voor het maken van goedkope populaire prenten op grote schaal. Drukvorm in hout voor hoogdruk en afdruk van de prent ‘De boere-kermis’, afkomstig uit drukkerij Vander Haeghen in Gent, ca. 1860.
DIEPDRUK
In tegenstelling tot de hoogdruk, wordt diepdruk doorheen de geschiedenis vooral gebruikt voor het reproduceren van afbeeldingen. Zoals de naam het zegt, ligt bij diepdruk het af te drukken beeld dieper in de drukvorm. Die drukvorm is meestal een zachte metalen plaat, zoals koper of zink. Het beeld kan je op verschillende manieren aanbrengen. Bij een gravure steek je met een burijn de lijnen uit of je krast ze met een naald. Voor een ets wrijft de kunstenaar een koperen plaat in met was.
Hij brengt de tekening aan door de was op sommige plaatsen weg te schrapen. Vervolgens dompelt hij de plaat onder in een bad met zuur, zodat er diepere groeven ontstaan. De drukker brengt inkt aan op de drukplaat en slaat ze daarna af, waardoor er enkel in de groeven inkt achterblijft. Het papier wordt nu met grote kracht tegen de drukplaat geperst en neemt de inkt op. Een nadeel bij diepdruk is dat je van één drukplaat slechts een beperkt aantal afdrukken kan maken.
Voor het drukken van prenten en boekillustraties blijft diepdruk lang de uitgelezen techniek. Met gravures kan je immers de fijnste details weergeven. In boeken staan ze als afzonderlijke illustraties tussen de in hoogdruk gedrukte tekst.
Naast artistieke toepassingen kent de diepdruk ook een industriële variant: de diepdrukrotatie of rotogravure. De drukvorm is in dit geval een koperen cilinder, waarin minuscule puntjes of napjes worden geëtst. Het maken van die cilinders is duur, maar er kan wel aan heel hoge snelheid mee gedrukt worden. Door variatie in de diepte van de napjes kunnen kleine kleurnuances goed weergegeven worden, zelfs op goedkope papiersoorten. Dat maakt rotatiediepdruk geschikt voor catalogi en tijdschriften op grote oplage en voor het bedrukken van verpakkingen. Met een loep is diepdruk te herkennen aan de gekartelde letters omdat het hele beeld, dus ook de tekst, door de napjes wordt opgebouwd.
Drukplaat in koper voor diepdruk en afdruk van de ets ‘Domus Baronis de Rode in Desselberghe’. Deze afbeelding van het kasteel van Destelbergen is gebruikt in het boek ‘Flandria Illustrata’ van Antonius Sanderus, heruitgave 1735. Collectie STAM.
STEENDRUK
Een verrassende vondst, daarmee begint het verhaal van de steendruk of lithografie in 1797. Toneelschrijver Aloys Senefelder wil snel en goedkoop bladmuziek en teksten drukken. Hij ontdekt een ingenieus procedé met kalksteen, vette inkt en water. De af te drukken delen van het beeld worden chemisch gescheiden van de niet af te drukken delen. De techniek is gebaseerd op het principe van de onderlinge afstoting van water en vet. Omdat er in deze drukvorm geen niveauverschil is zoals bij hoogdruk en diepdruk, noemen we steendruk een vlakdruktechniek.
Bij steendruk is de drukvorm, weinig verrassend, een steen. Daarop creëert de tekenaar het beeld met een vet krijt of potlood. Daarna wordt de steen geprepareerd met Arabische gom en zuur. Dit versterkt de waterminnende eigenschappen van de steen en zorgt ervoor dat de tekening de vette inkt beter aanneemt. De drukker maakt de steen nat en brengt de drukinkt aan. Enkel de tekening neemt de inkt op en verschijnt bij het drukken op het papier.
Deze nieuwe techniek maakt het in de 19e eeuw voor het eerst mogelijk om afbeeldingen snel en in grote oplage te drukken. Eerst enkel in zwart-wit, vanaf 1840 ook in kleur met de techniek van de chromolithografie. Hierbij wordt voor elke kleur een aparte steen klaargemaakt. De steendrukker drukt laag per laag af, soms in wel twintig verschillende kleuren voor artistieke hoogstandjes. Bedrijven, de kerk, de politiek: iedereen heeft baat bij kleurrijk drukwerk om een boodschap of product aan de man te brengen. Affiches fleuren het straatbeeld op. Decoratieve verpakkingen en etiketten dringen het dagelijkse leven binnen. Spotprenten en illustraties veroveren een plek in kranten en tijdschriften.
OFFSET
In de 20e eeuw komt uit de steendruk een nieuwe vlakdruktechniek voort: offset. Hierbij wordt de inkt vanaf de drukvorm eerst overgedragen op een rubberdoek en pas daarna op het papier. De drukvorm is bij offset meestal een buigzame aluminiumplaat, die op een cilinder gespannen wordt. Aanvankelijk wordt de plaat, met daarop een fotogevoelige laag, belicht doorheen een fotografische film. Tegenwoordig wordt het af te drukken beeld op de plaat aangebracht in een plaatbelichter, zonder tussenkomst van een film, maar rechtstreeks op basis van een computerbestand (computer-to-plate).
Het klassieke offsetprocedé maakt net als steendruk gebruik van water tijdens het drukken. De drukplaat wordt bevochtigd, waarbij de niet drukkende delen het vocht aannemen. Maar er bestaat ook een waterloze variant, die vooral op vlak van ecologie voordelen biedt. Hiervoor worden speciale platen gebruikt met een laag silicone, die de inkt afstoot. Ook het productieproces van de drukplaten is zodanig aangepast dat er geen chemicaliën, en dus geen vervuild afvalwater, aan te pas komen.
Het principe van offset wordt begin 20e eeuw al uitgevonden, maar vindt pas vanaf de jaren 1960 echt zijn weg naar de drukkerijen. Dit gaat hand in hand met de techniek van het fotozetten, voor het maken van de drukvorm. In enkele decennia tijd wordt offset de dominante techniek voor commercieel drukwerk. Ook vandaag nog worden grote volumes drukwerk overwegend in offset gedrukt.Het principe van offset wordt begin 20e eeuw al uitgevonden, maar vindt pas vanaf de jaren 1960 echt zijn weg naar de drukkerijen. Dit gaat hand in hand met de techniek van het fotozetten, voor het maken van de drukvorm. In enkele decennia tijd wordt offset de dominante techniek voor commercieel drukwerk. Ook vandaag nog worden grote volumes drukwerk overwegend in offset gedrukt.
Drukkerij Eco Print Center in Lokeren, waar o.a. de krant Het Laatste Nieuws gedrukt wordt met het waterloze offsetprocedé. Rechts onderaan zien we hoe een drukker de offsetplaten in de pers invoert.
ZEEFDRUK
Zeefdruk is een doordrukmethode. De drukvorm is een raam waarop een fijnmazig net is gespannen: de zeef. Waar geen inkt mag doorkomen, is de zeef dichtgemaakt met een vulmiddel of speciale film. Het af te drukken sjabloon blijft dus open. De drukker giet een dikke inkt op de zeef en strijkt ze met een rakel door de open delen. De drukinkt komt zo terecht op het papier, textiel of een andere drager.
Zeefdruk is een heel oude druktechniek, afkomstig uit Azië. In de westerse wereld wordt zeefdruk vooral populair vanaf de jaren 1960, onder meer door de kunst van Andy Warhol. Protestgroepen gebruiken deze eenvoudige methode om posters te maken. Zeefdruk is geliefd bij hobbydrukkers, maar ontwikkelt zich ook tot een volwaardige industriële techniek. Met de juiste drukinkt of emulsie kan je er vrijwel elk materiaal mee bedrukken: naast papier en karton ook glas, hout, textiel, metaal en kunststoffen.
Zeefdruk op textiel met plantaardige verfstoffen tijdens een workshop in het Industriemuseum.
© Corlazzzoli
DIGITAAL DRUKKEN
Bij elk van de voorgaande technieken is een drukvorm nodig: een diepdrukcilinder, een offsetplaat, een zeef, … Er moet een vorm gemaakt worden en op de pers geplaatst worden, wat tijd en geld kost. Elk bedrukt vel papier bevat bovendien dezelfde informatie, namelijk de tekst of het beeld dat op de drukvorm staat. Maar er bestaat sinds kort ook een nieuwe manier, waar geen fysieke drukvorm meer aan te pas komt: digitaal drukken of printen.
De term digitaal drukken omvat verschillende technologieën, zoals inkjet en laserprint. Industriële digitale drukpersen werken volgens dezelfde principes als onze printers thuis maar zijn groter, sneller en betrouwbaarder. De technieken zijn afgeleid van de xerografie (of fotokopie), uitgevonden in 1960. Een inkjetprinter gebruikt vloeibare inkt en spuit die druppel per druppel op het papier. De inktbaan is rechtstreeks aangestuurd op basis van een digitaal computerbestand.
Laserprinters gebruiken geen inkt maar toner, een heel fijn pigmentrijk poeder dat via een indirecte methode op het papier wordt aangebracht. Het beeld wordt eerst gevormd op een elektrostatische trommel of drum, waarbij het af te drukken beeld een negatieve lading krijgt. Vervolgens passeert de drum de toner, die positief geladen is. De negatieve en positieve lading trekken elkaar aan.Het af te drukken beeld op de drum trekt dus de toner aan. Hiermee is een tijdelijke drukvorm gecreëerd. De toner wordt vervolgens op het papier afgezet en door middel van warmte gefixeerd.
Digitaal printen is sinds de jaren 1990 in opmars. Drukklare bestanden gaan rechtstreeks van de computer naar de digitale drukpers. Hierdoor is de opstartkost voor digitaal drukwerk bijna nul. De drukkost per blad ligt wel hoger dan bij offset, waardoor digitaal printen vooral bij kleine oplages voordelig is. Uniek is dat je per pagina andere informatie kan toevoegen. Zo kunnen bedrijven hun publiciteit personaliseren en bijvoorbeeld met variabele data hun promotiefolders afstemmen op de individuele klant.