De drukkerijcollectie van het Industriemuseum 1989-2019
In 1976 ziet het MIAT (Museum voor Industriële Archeologie en Textiel) het levenslicht. Het eerste decennium richt het verzamelbeleid zich hoofdzakelijk op de textielindustrie. Na de tentoonstelling ‘In-druk-ken’ in 1989 en de extra depot- en tentoonstellingsruimtes vanaf de jaren 1990, vormt het museum stap voor stap zijn drukkerijcollectie. In de jaren 2000 geeft de drukkerijwerkgroep een belangrijke impuls aan het verzamelen, restaureren en demonstreren van de drukpersen. De drukkerijcollectie groeit uit tot een rijke, diverse verzameling die de Belgische grafische industrie van eind 18e eeuw tot de 21e eeuw illustreert. In de nieuwe drukkerijafdeling, die begin mei 2019 opende, wordt voor het eerst een groot deel van de collectie samen getoond.
EEN INDRUKWEKKENDE COLLECTIE
De rijke en unieke drukkerijcollectie van het Industriemuseum onthult het verhaal van drie eeuwen grafische industrie, van A tot Z. Van een 18e-eeuwse houten handpers over de iconische Heidelberg en Linotype, tot de hedendaagse computer. De drukkerijcollectie is, naast de textielcollectie, de omvangrijkste deelcollectie van het Industriemuseum. Haar sterktes zijn de samenhang vanuit technisch en historisch oogpunt, de op internationaal vlak uitzonderlijke stukken en het feit dat de machines nog steeds worden gebruikt. Het museum legt zich toe op de industriële periode. Met deze chronologische afbakening sluit het collectiebeleid aan op dat van Museum Plantin-Moretus, die met zijn collectie op de 16e, 17e en 18e eeuw focust.
De gietijzeren Albion pers van Brussels constructeur Mathieu in de tentoonstelling In-druk-ken, 1989. Deze unieke en waardevolle pers dateert van 1827-1830. Foto collectie Industriemuseum
De oudste stukken in de drukkerijcollectie van het Industriemuseum zijn 18e-eeuwse houten handpersen. De houten handpersen zijn door afstemming tussen de verschillende Gentse museumcollecties in het Industriemuseum terechtgekomen. Rond 1900 start het Oudheidkundig Museum, de voorloper van het STAM, een drukkerijcollectie. Vooral tijdens het interbellum groeit die aan dankzij schenkingen van vooraanstaande Gentse drukkersfamilies als Vander Haeghen, Hoste en Snoeck-Ducaju. In de jaren 1930 wordt de collectie overgedragen aan het Museum voor Folklore, voorloper van het huidige Huis van Alijn. Vandaag beschikt het Industriemuseum over vijf houten handpersen uit het eind van de 18e en begin van de 19e eeuw. Deze uitzonderlijke houten drukpersen zijn internationaal belangrijk en waardevol erfgoed. Eén van de persen werd in langdurige bruikleen gegeven aan het Memorial 1815 in Waterloo.
Houten handpersen domineren het drukkersambacht tot het begin van de 19e eeuw. De houten persen uit de collectie van het Industriemuseum kunnen beschouwd worden als erfgoed van internationaal belang. © Corlazzoli
Chronologisch aansluitend op de houten handpersen bezit het Industriemuseum een uitzonderlijke collectie 19e-eeuwse gietijzeren handpersen voor hoogdruk, 19e- en 20e-eeuwse lithopersen, en cilinder- en degelpersen van hoofdzakelijk Belgische constructeurs. Uit de periode na 1950 beschikt het museum over verschillende Heidelberg hoogdrukpersen en een offsetpers. Ook de zetterij is vertegenwoordigd, met de loodzetmachines van Linotype, Intertype en Monotype, de latere fotozetmachines en tenslotte de computer. Tenslotte bewaart het Industriemuseum enkele afwerkingsmachines (snijden, plooien, stansen,… van papier en drukwerk).
Naast machines verzamelt het museum ander drukmateriaal zoals houten en loden handletters, clichés en lithostenen. Foto’s, filmpjes, interviews en allerlei documenten en publicaties zoals letterproeven, reclames en vaktechnische handboeken documenteren de verschillende facetten en evoluties van de grafische industrie.
Pagina uit een letterproef met houten letters en ornamenten van de Brusselse firma Établissements Plantin, ca. 1920. Collectie Industriemuseum
VAKMENSEN EN EXPERTS ALS 'LEVENDE DRAGERS'
Rond de drukkerijcollectie- en afdeling is een vrijwilligerswerkgroep gegroeid die bestaat uit een geslaagde mix van mensen met verschillende achtergronden. Het zijn enerzijds oud-drukkers die er een carrière in de grafische industrie hebben opzitten, anderzijds jonge grafici of verzamelaars die gepassioneerd zijn door oude druktechnieken.
Het verhaal van de drukkerijwerkgroep begint eind de jaren 1980, wanneer ex-drukkers zoals Pierre Ryckaert en Richard Curé als vrijwilliger in het MIAT aan de slag gaan. Enkele zetmachines waarmee ze tijdens hun loopbaan werkten krijgen een tweede leven in het museum. In 2001 klopt ook Erik Desmyter bij de museumdirectie aan. Hij groeit op in een drukkersfamilie die sinds 1856 verschillende boek- en steendrukkerijen had. Erik Desmyter zet in Gent een handpersatelier op en verricht historisch onderzoek naar de geschiedenis van drukpersen, hun uitvinders en bouwers. Desmyter spreekt de museumdirectie aan over zijn interesse in historische drukpersen.
De drukkerijwerkgroep krijgt een structurele werking in het museum, de jaren nadien sluiten heel wat geïnteresseerde vrijwilligers aan. Ze verhuizen, kuisen, monteren en restaureren de machines. Ze verrichten historisch onderzoek naar de persen. Eén voor één evolueren de oude persen naar gerestaureerde, werkende drukpersen. De vakmensen demonstreren de machines in de permanente tentoonstelling, geven workshops, werken mee aan evenementen binnen en buiten de museummuren, maken producten voor de museumshop of zetten samenwerkingen op met externe kunstenaars. Op die manier houdt het Industriemuseum de druktechnieken levend en geven de ‘levende dragers’ de kennis en technieken door aan nieuwe generaties
Vrijwilliger Pierre Ryckaert (1926-2013) aan de Intertype zetmachine in het drukatelier
PARTICIPATIEF VERZAMELEN EN 'ORAL HISTORY'
Het Industriemuseum lanceert in september 2018 een publieke oproep voor beeldmateriaal van drukkerijen. Foto’s en bewegend beeld geven een unieke inkijk in bedrijven. Ze tonen ons hoe ateliers zijn ingericht en hoe er gewerkt wordt. Bewegende beelden van productieprocessen helpen ons de kennis over de werking van oude machines en technieken te bewaren. Promotiefoto’s en -films onthullen hoe bedrijven zich aan de buitenwereld willen tonen. Deze beelden kunnen een grote meerwaarde betekenen om de geschiedenis van onze grafische bedrijven te bewaren voor de toekomst en ze diepgaander te onderzoeken. Het Industriemuseum richt de oproep naar zowel bedrijven als het grote publiek.
Een specifieke methode waarop het museum de museumcollectie en het historisch onderzoek naar de grafische industrie verrijkt, is ‘Oral History’ of mondelinge geschiedenis. Van bij de oprichting is het een duidelijke keuze om niet alleen de materiële relicten te verzamelen, maar ook verhalen van mensen. Het pas opgerichte MIAT levert zo pionierswerk voor de discipline van mondelinge geschiedenis in Vlaanderen. In het kader van de tentoonstelling ‘In-druk-ken’ in 1989 neemt Gerda Verheeke negen interviews af met Gentse drukkers.
In de aanloop naar de vernieuwing van de drukkerijafdeling en het historisch onderzoek naar de grafische industrie vat Marie Kympers, onderzoekster van het Industriemuseum, een nieuw project mondelinge geschiedenis aan. De selectie van de respondenten gebeurt op basis van bestaande contacten in de grafische wereld en door gericht enkele bedrijven aan te schrijven. Er wordt gezocht naar getuigen in verschillende functies en deelsectoren. Een tiental interviews zijn het resultaat. Ze bieden een uitgebreid inzicht in de carrières en documenteren de belangrijke omwenteling die de grafische industrie na 1950 doormaakte. De interviews krijgen als volwaardige items een plaats in de collectie. Via de bibliotheek van het museum blijven ze beschikbaar voor verder onderzoek.
Drukker Walter Strobbe en zijn helper in drukkerij Strobbe, Gent, 1944. De familie Strobbe schonk naar aanleiding van de beeldoproep niet alleen foto’s maar ook drukwerk en enkele objecten aan de collectie. Collectie Industriemuseum.
De grote sterkte van de drukkerijcollectie van het Industriemuseum, is dat een belangrijk aandeel van de machines in werking is. Door voorwerpen in gebruik of machines in actie te zien, is het veel gemakkelijker om de werking en de technieken te begrijpen. In combinatie met archiefbronnen zoals technische handboeken en productcatalogi geven ze inzicht in de technische evoluties. De belevingswaarde en de educatieve waarde ligt hoog. Een machine in werking vertelt zoveel meer over zijn functie en gebruik dan een statische presentatie. Ook het immaterieel cultureel erfgoed – het doorgeven van expertise en kennis door vakmensen – is hier onlosmakelijk mee verbonden. Veel machines krijgen pas écht betekenis in werkende conditie.
Toch blijft het een uitdagende evenwichtsoefening. Zodra een historisch object in werking getoond wordt, kunnen bepaalde onderdelen slijten. Soms moeten onderdelen vervangen of toegevoegd worden om de machine of het werktuig in werking te krijgen. Het museumteam bepaalt weloverwogen of collectiestukken wel of niet in werking worden gehouden in het museum. Het onderhouden en screenen van de geselecteerde stukken is een gezamenlijke oefening voor de technische ploeg, het team collectie en onderzoek en de drukkerijwerkgroep van het museum. Die laatste hebben vaak jarenlange ervaring in het vak of de sector
Vrijwilligers bekijken een technisch probleem met de Heidelberg pers tijdens Museumnacht 2017. De aard van de collectie vraagt veel technische kennis voor het behoud en beheer ervan. Foto: Joris Vandecatseye, collectie Industriemuseum
DE TOEKOMST
De vernieuwde drukkerijafdeling vormt een dynamische toon- en werkplek, waar de collectie en het museumverhaal bezoekers, makers en kenners inspireren en stimuleren tot nieuwe creaties, ideeën en kennisopbouw. Ook de online ontsluiting van de drukkerijcollectie speelt hierin een belangrijke rol.
Het verzamelen, conserveren en onderzoeken gaat voort. Het verwervingsbeleid focust op enkele hiaten in de collectie. Afstemming en netwerking met andere drukkerijmusea, privéverzamelaars en bedrijven spelen hierin een belangrijke rol. Het Industriemuseum is lid van de Association of European Printing Museums (AEPM). Via het netwerk doet het museum regelmatig beroep op buitenlandse experten, en stellen we omgekeerd onze expertise beschikbaar.
Wat betreft de recente periode verschuift de focus naar het documenterend verzamelen. Het is logistiek en infrastructureel onmogelijk om machines van een 21e-eeuws grafisch bedrijf, bestaande uit drukstraten en druktorens, fysiek op te nemen en te bewaren in de collectie. Het museum onderzoekt in welke mate audiovisuele opnames en 3D-technologie een oplossing bieden om dit ‘toekomstig erfgoed’ te bewaren en ontsluiten.
Drukkerij Eco Print Center in Lokeren, 2019. Collectie Industriemuseum